Anno 1921....
geschreven december 2022
Aanwinst van afgelopen zomer: wat oude nummers van het dierentijdschrift
Avicultura. Het was 'bijvangst' bij de aankoop van wat hondenboeken, en
aangezien ik met een half oog zag dat hier ook wat over honden in stond heb ik
het maar meegenomen.
Ik dacht het snel door te bladeren maar het is aandachtig lezen waard. Alleen al
omdat het bladen uit 1921 zijn, en dus een inkijkje geven in het Nederland van
toen.
Het aantal inwoners van Nederland was toen amper 7 miljoen. "Wat weinig", denken
we met de ruim 17 miljoen van nu, maar indertijd was dit al het resultaat van
een snelle bevolkingsgroei: in 1880 leefden er nog maar 4 miljoen mensen in
Nederland. Ruim anderhalf keer zoveel mensen in 40 jaar tijd, dat gaat hard. Het
is te begrijpen dat hier o.a. een andere aanpak van de landbouw voor nodig was.
In de rubriek Jacht en Visscherij wordt hierover een beschouwing gegeven. De
auteur (L. Seegers) zegt, dat in veel landen weideland in de plaats van
graanteelt is gekomen, waardoor de wildstand op de betreffende plaatsen
achteruit gegaan is.
Waar veel landbouw gedreven wordt, daar blijft, na het binnenhalen van den
oogst, nog heel wat over voor het wild; bovendien vindt ook het vederwild meer
dierlijk voedsel in een bodem, die om geregelde tijden wordt onderste boven
geworpen en daardoor eenigszins wordt gehouden in een zachteren, gemakkelijker
om te woelen toestand.
Een andere factor voor den plotselingen achteruitgang van den wildstand, gaat
dikwijls samen met een verandering in het personeel der landbouwers, indien deze
voor hun bedrijf een meer wetenschappelijke exploitatie van den bodem in
toepassing brengen. Het is immers duidelijk, dat de meer of minder slordige
wijze, waarop de vroegere, ouderwetsche landbouwer te werk ging, het wild zeer
te stade kwam, een der oorzaken was, waarom het vroeger zooveel talrijker was
dan thans.
De oude landbouwer (die van voor vijf en twintig en meer jaren), was, om maar
eens iets te noemen, niet zoo nauwkeurig als de tegenwoordige in het maken van
afsluitingen; hij liet zeer dikwijls hier of daar een zoogenaamd verloren hoekje
liggen, waar een koppeltje patrijzen een uitstekende gelegenheid vond, om zijn
nest te bouwen en zoo rustig mogelijk te kunnen broeden. Hij was evenmin zoo'n
nauwkeurig onkruidverdelger, vooral niet op onbebouwde gedeelten, en midden in
een stuk rogge of tarwe kon men vaak plaatsjes en plaatsen waarnemen, waar
vederwild, en vooral patrijzen, steeds de tafel in overvloed voor zich gedekt
vond. De oogst duurde vrij wat langer dan thans, het rijpe graan bleef langer op
het veld staan en werd niet zoo zuiver gemaaid als dit thans het geval is.
Hij zegt verder dat in die tijd de prijzen van landbouwprodukten nog niet zo
onder druk stonden, zodat boeren makkelijker van de opbrengst van hun land
konden leven en tevens de jagers wat ruimte gunden.
De hedendaagsche intensieve kultuur, de zooveel verbeterde afwatering,
evenals het geregeld schoonhouden van slooten en vaarten, hebben hun nadeeligen
invloed op het wild niet gemist. Wilde eenden en ganzen wagen zich niet meer
zoover het land in als zij dat vroeger deden, en voor wat de watersnippen
betreft, de over het algemeen zeer veel verbeterde waterafvoer heeft de beste
plassen en de lager gelegen gronden grootendeels droog gemaakt. Gaandeweg werden
zij door de snippen verlaten.
Dat er, in dat opzicht, voor den Nederlandschen jager nog eens betere tijden
zullen komen, daar is geen sprake meer van, integendeel. De steeds grooter
wordende bevolking, de meer intensieve bodembebouwing, de groote
grondoppervlakte, die bebouwd is, en die, gelukkig, jaar in jaar uit nog grooter
wordt, deze en nog meer andere oorzaken dragen elk het hunne er toe bij, om den
wildstand gestadig te doen achteruit gaan. Dat hierin verandering zal komen,
daaraan moet niemand denken; voor ouderwetsche landbouwers is er nergens plaats
meer.
In Engeland is een rechterlijke uitspraak gedaan, dat honden onder behoorlijke
controle van de eigenaar dienen te staan. Aangevallen fietsers hebben het recht
zich te verdedigen en de hond "neder te slaan of op andere wijze onschadelijk te
maken". Zo'n politierechter zouden we hier ook wel mogen hebben, volgens het
blad; hoeveel grote scherpe honden worden in Nederland wel niet zonder toezicht
de straat opgestuurd, waar ze allerlei ellende veroorzaken. Onlangs is er nog
een fietsende mevrouw door een hond besprongen, waarbij zij op de tramrails viel
en door de tram aangereden werd. De (anonieme) schrijver heeft zelf ook scherpe
honden gehad, maar die kwamen niet zomaar los op straat.
Door het hele blad heen wordt duidelijk, dat er aan de kennis en de mentaliteit
van heel wat Nederlandse diereigenaren nog wat bij te schaven valt. Pal onder
het bericht over de loslopende honden vinden we een stukje over de verzorging
van jonge katjes die aan het tandenwisselen zijn, of ingewandswormen hebben.
Beide zaken kunnen de oorzaak zijn van toevallen bij het jonge diertje.
De gewone Hottentot - in ons land, helaas! zoo talrijk - die zijne
viervoetige huisgenooten beschouwt als "beesten" en zijne katten vooral als
paria's behandelt, noemt zoo'n diertje dan "dol" en slaat het dood of jaagt het
de deur uit. De half beschaafde Hottentot gaat aan zoo'n patientje knoeien; hij
geeft het een knip in een oortje of snijdt een stukje van den staart af, nadat
de water- en vuurman om den hoek - die a l l e s v a n k a t t e n w e e t -
heeft gezegd, dat zoo'n beest moet bloeden. Helpt dit operatief ingrijpen
niet.... dan maar kapot. Er zijn jonge katten genoeg te krijgen.
Het artikel vervolgt met aanwijzingen hoe je het katje dan wèl kunt helpen.
In een stuk over de huisvesting van kanaries, met een voorbeeldtekening van een
zelf te maken hokje, wordt erop gewezen dat enige bewegingsruimte en voldoende
frisse lucht onontbeerlijk is voor een gezonde kanarie. De auteur had onlangs
nog enkele vogels gered, die bij een beginnend liefhebber in een kooi met
meerdere deurtjes en een gordijntje waren weggesloten. Veel te benauwd! De
eigenaar zei bij 'kenners' advies te hebben gevraagd.
De mogelijkheid om vragen te stellen in het blad voorziet dan ook duidelijk in
een behoefte. Een panel van experts geeft antwoord op allerlei ingezonden
vragen. Bij de honden is opvallend dat diverse mensen vragen insturen over jonge
honden in de groei, met kale plekken of kromgroeiende poten. Trouwhartig wordt
erbij vermeld wat het dier eet; dat blijkt dan haast alleen maar brood en
aardappels te zijn, met een scheutje melk of jus erover. Seegers kan keer op
keer uitleggen dat dat niet voldoende eten voor een hond is. Geef vlees erbij,
en een lepeltje beendermeel; of maak het u gemakkelijk en voer gewoon
hondebrood, daar zit alles in.
Je zou denken dat na een paar van deze adviezen gelezen te hebben, het ook de
overige hondenmensen wel duidelijk moet zijn. Maar, wat iemand in een andere
rubriek al opmerkt: veel mensen lezen de vragenrubriek niet goed en sturen
alleen maar hun eigen vraag in. Een of twee nummers verder komt er wéér iemand
met een vraag over zijn, notabene drachtige, hond waar het niet helemaal goed
mee gaat. Voer: brood en restjes van het middageten. Hij krijgt als advies om
met spoed krachtiger voer te gaan geven, omdat er ook energie voor de zich
ontwikkelende jongen nodig is.
En dan de vraag 'hoe krijg ik mijn jonge hond het stelen van eieren afgeleerd' .
Daar wordt antwoord op gegeven, maar wat jammer dat daar geen tegenvraag is
gesteld 'wat voert u eigenlijk'. Ik heb zo'n onbehaaglijk vermoeden dat dit ook
weer een brood-en-aardappelsklantje is, dat die eieren maar al te hard nodig
heeft om gezond op te kunnen groeien.
Voor beendermeel en hondebrood hoeft de lezer niet ver te zoeken, advertenties
zijn er genoeg. Ook biedt een vismeelfabriek 'gebroken stokvisch voor den hond'
aan, à f 0,40 per kilo. Dat is goedkoop, want zelfs in de grootverpakkingen van
50 kg komt hondebrood nog niet onder de 50 cent per kilo. We begrijpen nu waar
het dieet van rijst met stokviskruimels vandaan komt, dat door Toepoel zo
gehekeld werd en volgens hem door Jan Krent en Karel Zonderhart aan hun dieren
werd gevoerd. (Die zorgden dan tenminste nog voor een eiwitbron in het menu....)
Niet alleen kon je schriftelijk vragen insturen naar het blad, er was ook de
mogelijkheid om overleden dieren op te sturen om daar sectie op te laten
verrichten. Daar moest dan wel voor worden betaald. Zo kan bijvoorbeeld aan de
heer K. te H. worden medegedeeld dat zijn dode kuikens niet aan vergiftiging
gestorven zijn.
Een enkele keer noopt een inzending tot een wat pittiger antwoord:
Dat stelletje doode kuikens kwam in ons bezit; geen wonder, dat deze arme
diertjes de een na den ander sterven, als ze zoo vervuild worden. Foei! , wat
zien die stumpers er uit; vuil hier, vuil daar, vuil overal; tot zelfs de teenen
en nagels met klompen hard vuil omkleed; bah! wat een mesthoop. Het krioelde op
deze beklagenswaardigen ook nog van de luis. Schandelijk! Wij wenschen van uwe
verdere zendingen verschoond te blijven; ze zien er te vies uit. Ook uw
pakmateriaal wijst er volkomen op, dat u het zoo nauw niet neemt.
Zo. Daar kan meneer W. te M. het mee doen.
Sectie op dieren gebeurde niet alleen achter de schermen. We lezen in een
verslag van een kleindierenclubavond, dat iemand een kip met een opgezwollen
achterlijf had meegenomen. Het dier werd ter plekke afgemaakt en opengesneden,
waarbij er een vochtblaas van ca. een halve liter bleek te zijn. Er werd verder
een anatomische les gegeven met het kippelichaam, zodat het een leerzame avond
werd. Ik vermoed dat er heisa van zou komen als een dierenvereniging dat
tegenwoordig zo zou doen.
Neuzige holklingel, waterige holschokkel, klapperige knor, neustoer, snetter!
Als niet-kenner zou ik denken dat kapitein Haddock het weer eens op z'n heupen
heeft gekregen. Maar dit zijn zangelementen uit het kanarielied, door
keurmeesters te beoordelen.
Tip voor het hanteren van onwillige katten bij onderhoud en behandelingen: draag
hierbij een paar dikke leren handschoenen, die tussen gedroogde valeriaan zijn
bewaard. De geur hiervan is kalmerend voor de kat.
Konijnenrassen hebben ieder hun kenmerkende kleuren, en dat luistert soms wel
nauw. Zo wordt in een stuk over het havanakonijn een hele lijst van bruintinten
opgesomd die allemaal net niet de perfecte kleur zijn. Apart genoeg is de meest
gewenste kleur, volgens auteur J van Piggelen, nou net niet havanakleurig maar
donkerder bruin.
Het Hollander konijn mag volgens de rasstandaard 'alle bestaande
konijnenkleuren' hebben. Bijzonder hierbij is, dat andere landen wel erkennen
dat het een Nederlands ras is, maar niet de Nederlandse raspunten volgen wat de
kleur betreft. Verdunningskleuren als blauwgrijs en isabella tellen in Engeland
en Duitsland niet mee. Auteur L. van den Berg schrijft dat er zowel donker- als
lichtblauwe zijn, de donkerblauwe hebben de voorkeur omdat daar het contrast met
het wit mooier uitkomt. Voor de fok raadt hij aan om regelmatig met zwart te
kruisen.
Blauw met blauw gepaard geeft vaak dieren met een te lichte blauwe kleur en
men zal dan bij opblazen zien, dat de onderkleur veel te licht is. Men krijgt
hieruit ook blauwgrijzen, een kleur, die eigenlijk geen kleur is of, liever
gezegd, een vieze miskleur, die door de Buitenlandsche standaards niet wordt
erkend, doch hier nog wordt getolereerd.
Even rondkijken op internet leert, dat een eeuw later het zwart-witte Hollander
konijn nog steeds het populairst is, maar de blauwgrijzen ook nog gewoon
meedoen. Gelukkig maar; genetische verarming is zonde.
Over het Hollander konijn wordt tevens opgemerkt, dat mensen er op shows vaak
aan voorbijlopen om zich liever aan spectaculairder ogende rassen te vergapen.
Dat zal menigeen met een Hollandse herdershond ook wel bekend voorkomen.
Over Hollandse herders heb ik nog geen artikel gezien. Wel staan in ieder nummer
meerdere kleine advertenties, waarin dit ras wordt aangeboden. Er moeten nog
heel wat meer nesten geweest zijn dan wat tot dusver uit het NHSB bekend is. Zo
wordt er een jonge teef aangeboden "met prachtige stamboom, uit zeer beroemde
ouders Filon x Lieneke". Filon zou wellicht een verschrijving voor Filou kunnen
zijn, die in datzelfde jaar aan tentoonstellingen meedeed. Verder nog niets
bekend over deze honden. Meer informatie komt hopelijk nog boven water.
Misschien word ik t.z.t. uit tentoonstellingscatalogi wat wijzer als ik daarmee
in deze periode ben aangeland. Zie ook het stamboekgedeelte van deze site.
Staan er van Hollandse herders al meerdere advertenties in ieder nummer, een
veelvoud daarvan is van Duitse herdershonden te vinden. Dat is snel gegaan met
de populariteit; twintig jaar eerder was er op de tentoonstellingen één trouwe
exposant van dit ras, die gewoonlijk alleen stond. Er zijn anno 1921 twee
landelijke clubs: de nu nog steeds bestaande VDH die in 1917 was opgericht, en
de DHC die de eerste club was, opgericht in 1912. Op internet zie ik de bewering
dat de DHC is opgeheven bij de oprichting van de VDH, maar anno 1921 waren het
beide actieve clubs die naast elkaar bestonden. Verder gezocht op internet: in
1923 zijn beide clubs gefuseerd.
Vandaag de dag spreekt het vanzelf dat je een in een advertentie aangeboden dier
zelf komt bekijken en ophalen. Een eeuw geleden niet; menige advertentie biedt
verzending per trein aan, vrachtkosten voor rekening van koper en betaling onder
rembours. Bij een nest pups van 6 weken wordt vermeld dat ze zichtbaar verpakt
verzonden worden; zou het idee zijn dat de ontvanger de pup kan afkeuren en
terugsturen zonder zelfs maar het verzendhokje open te hoeven maken?
Telefoonnummers staan er zelden bij in de advertenties; een telefoonaansluiting
was toen nog niet zo algemeen. Contact opnemen deed je per brief. Opvallend is
dat er vaak geen compleet adres van de aanbieder staat vermeld. Bij de huidige
gemechaniseerde sorteerwijze komt zo'n brief niet ver in het proces, maar
destijds was "Huize Elzenhagen, Poeldijk" of "B. Piek, achter de boterfabriek,
Aalten" blijkbaar voldoende om aankomst te garanderen. De gemiddelde postbode
zal destijds meer kennis van zijn woonplaats (nodig) hebben gehad dan de huidige
bezorgers.
Wat kippen betreft, komen we in het blad niet alleen de showrasfok tegen maar is
er ook aandacht voor de eieropbrengst. In elk nummer wordt een overzicht gegeven
van de prijzen op de Nederlandse eiermarkten, en een kort overzicht van de
eierhandel in de rest van Europa.
Op de markten en veilingen brachten eieren circa f 10-f 12 per 100 stuks op, dat
is dus 10-12 cent per ei. In de winkel zullen ze dan nog wel meer gekost hebben.
Naar verhouding waren eieren dus behoorlijk duur. Ter vergelijking: een
rashondpuppy kocht je toen voor f 20 tot f 40, en voor een vrijstaand huis met 6
kamers, en een complete kennelinrichting en loods in de tuin, werd f 12.000
gevraagd. (1 gulden = € 0,45)
De gemiddelde legkip had waarschijnlijk ook wat meer ruimte dan nu. Er zijn veel
advertenties van 'hoenderparken', die eieren en kippen te koop aanbieden.
Sommige vermelden ook dat je er vrij mag komen kijken, die vervulden dan
wellicht ook een plaatselijke functie als een soort kinderboerderij of dierentuin.
Een van die hoenderparken is later tot nog steeds bestaande dierentuin
uitgegroeid, nl. van C. Ouwehand te Rhenen. Burgers' Dierenpark bestond al, dat
was toen in 's-Heerenberg gevestigd. In het blad worden wat overtollige dieren
uit het park aangeboden: Corsicaanse dwergherten, reeën ("ook wilde om uit te
zetten"), pauwen, kalkoenen, parelhoenders...
In een stukje over "modehonden" wordt verteld, dat de mopshond enige decennia
eerder zeer gewild was, maar later plaats heeft gemaakt voor de foxterrier. Er
was zelfs een dame die, toen haar verteld werd dat het 'uit' was om met een
mopshond te lopen, het dier subiet van de hand deed en een foxterrier kocht. De
nieuwe hond begon met de kat te mollen en zijn nieuwe eigenares flink te
bijten..... De naamloze auteur zegt, dat voor huis- en stadshond de mopshond
toch veelal geschikter is dan de luidruchtiger en beweeglijker fox.
Je hond zomaar inruilen, het klinkt vreemd maar die mevrouw uit het
verhaal was de enige niet. In het volgende nummer vinden we bij de advertenties
een zwarte Duitse dog, die wordt aangeboden "wegens afschaffing". In de laatste
regel van de advertentie blijkt ze ook te ruil te zijn voor een geel of
gestroomd exemplaar. Een dwergpinscher reu van anderhalf jaar is te koop voor
goed tehuis, "ook wel in ruil voor iets dergelijks". Ik ben toch heel
nieuwsgierig wat er dan wel aan déze pinscher gemankeerd kan hebben, maar ja
daar kom je niet meer achter. En "wegens verandering van ras" een Dobermann
pinscher teef van 2 jaar oud, "ook in ruil voor herdershond". Hoe lang zouden de
opvolgers het op die adressen uitgehouden hebben?
Datzelfde nummer is een themanummer met veel aandacht voor de diverse soorten
dwergspaniels. Opmerkelijk genoeg wordt de pekingees, hier Pekingese Spaniel
genoemd, daar ook bij gerekend. De heer J. van Bloemen Waanders (hij had
foxterriers, zijn vrouw pekingezen) schrijft:
Wat vele hondenliefhebbers afhoudt van het aanschaffen van een Pekingees, is
vaak de onjuiste meening, dat hunne kleinheid hen tot specifieke dameshondjes
stempelt. Welnu, goed opgevoed, zal een Pekingees geenszins blijk geven een echt
schoothondje te zijn, dat slechts door voortdurende vertroeteling in het leven
kan worden gehouden. Integendeel; zij zijn sterk van inborst, overtreffen in
trouw, moed en durf en vooral slimheid vele hondenrassen van veel grooter slag
en kunnen als begeleidhond, zelfs op urenlange wandelingen wedijveren met de
beste. Watervrees kennen zij als ras niet, en in mijne jarenlange ondervinding
als fokker, heb ik meermalen gezien, hoe hondjes van nauwelijks een half jaar
oud te water gingen en zwommen, als een mijner terriers of een andere Pekingees
hun daartoe het goede voorbeeld gaf.
Tot slot nog een paar plaatjes. Eerst een groepje pekingezen van het bovengenoemde echtpaar. Uren wandelen met zulke kromme pootjes, ik vind het knap. Ze hebben in elk geval wel de uitstraling van een stel opgewekte schoffies. Moet je nu eens op internet naar 'pekingese champion' zoeken, wat een verschil. Deze hondjes waren beter af.
Een kropduif. Op het eerste gezicht denk ik "hoe moet je zo léven", maar ze schijnen die krop op te kunnen blazen, dus in hoeverre dit de opgeblazen toestand is weet ik niet. Niet alleen in de hondenwereld worden aparte modelletjes gefokt....
Twee havana-konijnen, waarbij het verschil in model opvalt. De een compact gebouwd, de ander meer gestrekt. Het zijn allebei prijswinnende rammen. De kleur is het belangrijkste bij de keuring, wordt in het artikel gezegd; wat bouw en kopvorm betreft, is blijkbaar enige variatie mogelijk.
Terug naar beginpagina historie