Anno 1921.... deel 2
(uit huisdierentijdschrift Avicultura)
geschreven juli 2023
We zijn nog steeds in 1921. Het jaar waarin, bij het ontginnen van de Peel, het dorp Ysselsteyn werd gesticht. Dat is genoemd naar de toenmalige minister van landbouw, H. van IJsselsteijn.
Het was de tijd waarin je op de Veluwe een landhuisje met grote tuin kon kopen voor f 10.000 tot 17.000. Een grote villa kostte f 30.000.
In een stuk voor aquariumliefhebbers over slakken, vlooien en watervlooien staat de mensenvlo er gewoon bij in het rijtje. Toen blijkbaar nog een normale verschijning.
Een grote gebeurtenis in de hoenderwereld was het Wereld-Pluimveecongres, dat begin
september in Nederland gehouden werd. Een geslaagde bijeenkomst van kenners
uit de hele wereld, met diverse sprekers uit Engeland en de USA. Geopend in
bijzijn van koningin Wilhelmina, die werd bejegend alsof ze een op aarde
neergedaalde godin was.
Voor de aan het congres verbonden tentoonstelling waren ook van heinde en
ver dieren ingezonden. Tot aan een eiland in de Stille Zuidzee toe, dat al
in april een schip met eendagskuikentjes op pad had gestuurd. Bij aankomst
waren het al flinke dieren; aan de organisatie werd overgelaten, de beste
hiervan uit te zoeken voor de tentoonstelling. De rest mocht in de pan voor
het slotdiner.
Zo zijn we dan bij de kippen beland. Die hadden destijds wel aardig de ruimte in de hoenderparken, maar dat wil nog niet zeggen dat ze altijd een goed leven hadden. Zo schrijft pluimveeconsulent B. van Asperen Vervenne (een man die destijds heel veel voor dierenwelzijn betekend moet hebben) dat veel pluimveehouders hun eigen portemonnaie te kort doen, doordat de huisvesting van hun kippen niet optimaal is. Het is een hete droge zomer in 1921, en op veel plaatsen gaan de kippen 's nachts op stok in een degelijk hok dat op winterbestendigheid is gebouwd. Het is er smoorheet, en een extra luikje om wat ventilatie te kunnen bieden ontbreekt. Geen wonder dat de arme dieren minder eieren gaan leggen.
Een ander voorbeeld vinden we in de jeugdrubriek, waarvan trouwens opvalt dat die bepaald niet op kinderlijke toon geschreven is. Er wordt verhaald van een kip, die bij iemand te logeren was om een nest eieren uit te broeden. Kort voordat de eieren uit moesten komen, ging het mis doordat de kip het nest verliet. De eigenaar van de eieren was zo kwaad dat hij die rotkip het hele hok doormepte. Wanneer "Oom Kees", de rubriekschrijver, vraagt om het nest eens te mogen zien, blijkt dat de arme kip wekenlang bijna opgevreten is door de luizen en het nu niet langer uithield.....
Verwant daaraan is een berichtje over een dier dat ter sectie is ingezonden. Bij onderzoek vonden wij in de zijde van uw haan een wond, die zeker door het schoppen met de punt van een schoen was toegebracht en het inwendige van 't lichaam zwaar beschadigd had. Kan zich iemand ten uwent aan dit feit hebben schuldig gemaakt?
Gelukkig zijn er daarnaast ook kippen waar het wel goed mee gaat. Deze foto van een prijswinnende Uilebaard-hen wilde ik hier niet laten ontbreken.
De foto van de kip is genomen door de heer C. van Gink, die niet alleen fotografeerde maar ook knap kon tekenen. Bij de onderstaande tekening van twee valkenetduiven vroeg ik me wel af of zo'n rariteit nou ècht bestond, met zulke enorme oogranden die je bijna oogschijven zou kunnen noemen. Even googelen leerde dat dit een van de zogeheten wratduif-rassen is. Een aardig artikel hierover staat hier https://edepot.wur.nl/578657
Honden waren toen nog volop in gebruik als trekdier. De verzorging en
voeding liet weleens te wensen over. Trekhondconcoursen, waar je een prijs
kon winnen voor het best verzorgde span, werden ingezet als motivatie om het
goed te doen. Van twee concoursen in Zuid-Holland wordt gezegd, dat in Delft de conditie van de honden 'minder dan middelmatig' was.
In Dordrecht verkeerden de honden in
betere vorm. De Dordtse eigenaren waren ook leergieriger en
stelden vragen aan de keurmeester. Het was dus meteen een
voorlichtingsbijeenkomst.
Tegen hondenziekte laat je nu vanzelfsprekend je hond inenten. Entmogelijkheid was er toen ook al; daarnaast biedt een Amsterdamse apotheek "het eenigste middel tegen hondenziekte" aan, á f 2,50 per flesje. Wat zou daar de samenstelling van geweest zijn?
Het karakter van de Rottweilers is in de loop der jaren wel wat gewijzigd, als ik het onderstaande zo lees. De schrijver van dit stukje is een vaste medewerker van het blad, wiens naam er nooit bij staat. In een ander blad zag ik bijdragen van wat dezelfde man moet zijn, daar ondertekend met W. Ik hoop er nog eens achter te komen wie dit geweest kan zijn.
Een hond, die in Nederland nog niet half genoeg gekend en gewaardeerd wordt, is de Rottweiler. De Rottweiler is niet de vervelende blaffer en na-ijler van paarden en rijwielen, zooals zoovele herdershonden en Dobermann-pinschers zijn. Hij schreeuwt en spektakelt ook niet den ganschen dag als hij in huisvertrek of tuin vertoeft en niet de straat opgaat. Hij heeft de statige, deftige manieren van den mastiff, waaraan hij hoogstwaarschijnlijk verwant is. Kalm volgt hij zijn meester op de hielen, wanneer zij samen gaan wandelen, - maar komt die meester in gevecht, dan weet de statige hond geducht voor en met hem te strijden en kent geen gevaar. Daarom was hij sinds eeuwen een geliefd en hooggeschat wachter in Zuid-Duitschland, Tyrol en langs de Italiaansche grenzen, waar hij reeds leefde in de tijd van de Romeinsche keizers. [schr. zegt dat ze nooit talrijk op tentoonstellingen waren, hij ziet er nu en dan een op straat, worden vnl. in het noordoosten van ons land gefokt]. Dikwerf vroeg ik aan zoo'n Rottweiler-man hoe zijn hond hem beviel, en altoos was het antwoord een lofspraak op den kalmen, trouwen, zeer gehoorzamen hond.
Het was destijds 50 jaar geleden dat er voor het eerst Belgische
griffonnetjes op een tentoonstelling te zien waren. Hondenkenner L. Seegers vertelt het een
en ander over het ras. Hij zegt dat de oorspronkelijke hondjes spitse snuitjes
hadden, kleinere ogen en zachter haar dan tegenwoordig, met bosje haar op de
kop. Hadden vaak vrij veel wit.
Dat moeten dus hondjes zijn geweest zoals op de hierbij afgebeelde oude ansichtkaart. Daar staat "Belgisch griffonnetje" achterop, en ik vroeg me destijds af of dat een misverstand was, of dat het misschien om een niet helemaal rasechte ging.
Uit het stuk van Seegers blijkt dat wat we nu als Belgisch griffonnetje kennen
juist kruisingen zijn. Het is een tijdlang populair geweest om ze met mopshonden
te kruisen. Daar komen de plattere snuiten en de kortharige hondjes (petit
brabançon) vandaan.
Griffonnetjes werden anno 1921 verdeeld in klein slag (tot 3 kg) en groot slag
met max. 4,5 kg voor reuen en 5 kg voor teven. Seegers waarschuwt tegen fokken
met teefjes onder de 3 kg. Neem dan liever een kleiner reutje als je klein wilt
fokken. Hij noemt hierbij wel als bezwaar wat hij van een Belgische fokker
hoorde: dat kleine reutjes vaak minder vruchtbaar zijn en dan maar 1 of 2 pups
verwekken, die dan extra groot worden wat voor geboortemoeilijkheden zorgt. Een
reu van iets groter formaat is dan toch beter.
Al te inieminie fokken is ongezond, blijkt maar weer. Ondertussen vinden we
elders in het blad advertenties van hondjes die nóg kleiner zijn.
Zo biedt een fokker in Tilburg een nest foxterrierpups aan van zeer kleine
ouders: 23 en 24 cm schofthoogte. Naspeuren op internet leert dat de normale
hoogte van een foxterrier 35-39 cm is. Ter vergelijking: een Belgisch
griffonnetje is ca. 30 cm hoog en een chihuahua ca. 20 cm.
Diezelfde fokker heeft ook dwergpinscherpups van drie maanden. "Kleiner diertjes
bestaan er niet; ze wegen maar 3 ons zwaar". Op internet gezocht: het normale
gewicht van een driemaands dwergpinscher zou richting de 2 kilo moeten gaan. Het
is nogal een verschil......
Door mensen in Drente en Groningen worden aangeboden:
- een gladharige zwarte Legerhond, onverbeterlijke gebruikshond te land en
te water, kan voorgejaagd worden
- te koop brauntiger D.St. legerhond
Het is blijkbaar een
noordelijk woord voor (staande) jachthond; de eerder gesignaleerde "Drentsche
legerhonden" zullen wel Drentse patrijshonden zijn geweest. Maar vanwaar
eigenlijk het woord
'legerhond'? Dat bleek, na enig nadenken en zoeken, naar de ligplaats van een
haas te verwijzen. Het staat zelfs in de Van Dale: "Legerhond. Staande
jachthond die het wild in het leger of nest opspoort." Met militairen
heeft dit dus niets van doen.
Teckels kennen we nu in drie grootteslagen, waarbij de grens wordt bepaald
door de borstomvang. In 1921 was dit blijkbaar nog niet zo; volgens een stuk
over teckels zijn ze 'licht slag' tot 7 1/2 resp. 7 kilo voor reuen en teven.
Daarboven tot 10 kilo is zwaar slag. Zijn ze nog zwaarder dan 10 kilo, dan
vallen ze onder de Dasbrakken.
Opvallend is ook dat ze in die tijd kromme poten hóórden te hebben. De standaard
van toen zegt: de voorarm zeer kort, sterk met naar buiten wijzende buiging;
de voorknieën eenigszins binnenwaarts staand. De voetwortels echter naar buiten
gekeerd, waardoor de voorpoot, wanneer men hem van voren ziet, een S-vormige
buiging vertoont. In profiel gezien lijken de voorpooten echter recht, zonder
afwijking in de knieën, maar alleen met buitenwaarts gekeerde teenen.
In de huidige rasstandaard staat: Voorhand sterk gespierd, goed gehoekt; van
voren gezien droge rechte voorbenen van sterk bone met recht naar voor gerichte
voeten, die ter hoogte van het diepste punt van de borst staan. Dit lijkt
me voor de honden zelf wel zo prettig en functioneel.
Over barsois schrijft Seegers, dat die bij menigeen de naam hebben van domme
honden waar je niks mee kunt. Een barsoi is echter bij lange na niet dom, maar vele
zijn afgestompt door de manier waarop ze gehouden worden. Ze worden gekocht door
rijke mensen die er alleen af en toe eens mee willen flaneren en gezien worden.
Verder geven ze niet zoveel om het dier, dus de verzorging wordt uitbesteed aan
het personeel. Die mensen zijn niet altijd gemotiveerd om er goed voor te
zorgen. Soms kun je zelfs een barsoi die zichzelf maar moet uitlaten, op straat
zien rondscharrelen en uit vuilnisbakken eten, een treurig gezicht.
Passend hierbij is ook wel een kleine advertentie, waarin iemand wegens
ruimtegebrek een bekroonde barsoi-fokteef aanbiedt. De naam van de hond staat
erbij en ik heb eens op internet gekeken, in een barsoi-database. Ze heeft in een tijdsbestek van
7,5 jaar 8 nesten gehad, bij (minstens) 5 verschillende eigenaren, waarvan deze
adverteerder de derde was. Wat zou de hond zelf daar allemaal van gevonden
hebben?
Er is een uitgebreid artikel over Ierse wolfshonden. De oorspronkelijke honden, die
volgens de verhalen enorm moeten zijn geweest, waren helaas verdwenen net
voordat het bewaren van het ras goed en wel op gang kwam. Met deerhounds en
Duitse doggen is zo goed als mogelijk het ras teruggefokt.
Er staat o.a. een bijzondere foto bij uit onze vaderlandse kynologie: het nest
Ierse wolfshonden, althans een deel daarvan, dat door het echtpaar Toepoel in
1919 gefokt is. We zien hier als tweede in de rij moeder Bridget, de vierde hond
is vader Fingal, en de andere drie zijn hun kinderen.
Mevrouw Toepoel is nog wel herkenbaar op latere foto's. Om in de man met de
lichte hoed meneer T. te herkennen had ik meer moeite; op andere foto's van hem
is hij veel ouder en ziet hij er lang niet zo hip uit als hier.
Hollandse herdershonden worden regelmatig genoemd in kleine
advertenties en in enkele vragen over voeding en verzorging. Wat registratie
betreft, zijn de inschrijvingen in het NHSB in die tijd niet meer dan het topje
van de ijsberg. Inschrijven van een hond in het stamboek kostte toen f 2,50.
Naar verhouding duur, als je ziet dat menige pup voor f 20-f 30 wegging, en soms
ook wel voor ca. f 7 worden aangeboden.
Bij de drukker van het tijdschrift kon je ook daarnaast stamboomformulieren
bestellen om zelf in te vullen. Die kostten f 0,20 per stuk als je ze los kocht;
per 10 of per 25 stuks nog voordeliger. Zo konden veel mensen hun pups
verkopen "met stamboom", maar in een landelijke registratie is daar niets van
terug te vinden. Op hoeveel zolders of in rommeldozen zou nog zo'n
handgeschreven stamboom liggen, met informatie die op geen andere manier nog te
vinden is.....?
De ene aldus meegeleverde stamboom was vollediger dan de andere. De fokker
van de hond vulde de afstamming in voor zover hem die bekend was. Sommige
advertenties vermelden "met uitgebreiden stamboom", dan kon het formulier
blijkbaar volledig worden ingevuld. Alleen de naam van het ouderdier en verder
onbekend kwam ook voor.
Door deze laagdrempelige manier van stambomen uitschrijven kunnen we ook
een advertentie tegenkomen waarin een kruising Duitse x Hollandse herder, met
stamboom, wordt aangeboden. Het is natuurlijk mooi dat de afstamming van de hond
bekend is, maar werkt tegelijk verwarrend omdat "met stamboom" gewoonlijk
opgevat wordt als "raszuiver".
Elders vinden we in het clubnieuws van de Duitse herdervereniging DHC dat iemand
een valse stamboom geschreven zou hebben; er wordt nader onderzoek ingesteld. Al
met al is het begrijpelijk dat de Raad van Beheer later het uitgeven van
stambomen meer naar zich toe getrokken heeft. Een centrale registratie heeft ook
het voordeel dat er een kopie is om op terug te vallen, als het bij de hond
geleverde document kapot of zoekgeraakt is.
Kleuren van Hollandse herders in advertenties: naast licht-, donker- en
goudgestroomd vinden we ook diverse vos/reekleur en egale goudkleur / geel.
Tevens muisvaal grijs, donker wolfsgrauw, zilvergrijs, donker gewolkt, grauw
gevlamd.
Kleuren van Duitse herders: voornamelijk natuurlijk zwart-geel en wolfsgrauw.
Daarnaast ook een gele met grijs staarteinde, een donkergele, een gestroomde,
een donkergestroomde, en een nest dat uit 2 zwart-gele en 2 gestroomde bestaat.
De ouders daarvan hebben Duitse S.Z stambomen (Schäferhunde Zuchtbuch) dus
zullen geen kruisingen met Hollandse herders zijn. Blijkbaar was er toen nog
aardig wat variatie in het ras qua kleur.
De grauwe en gewolkte Hollandse herders hebben misschien wel een Duitse
herder onder hun voorouders. Die werden er nu en dan ingekruist. Dat zal ook wel
verband houden met de in populariteit toegenomen politiehondendressuur,
waarvoor men graag een flinke hond wilde. Het is in de advertenties opvallend
bij hoeveel herdershonden de schofthoogte vermeld staat, dat was blijkbaar nogal
een punt. Menige Duitse en Belgische herdershond van toen overschrijdt de
huidige maximum hoogte.
Dan is er ook nog een jachtopziener die wolfsgrauwe Hollandse herderpups
aanbiedt, maar daarvan is de moeder een ruwharige Smouwsbaard, een goede
wildreine bunzinghond. Smousbaard ken ik als oude naam voor de griffon Korthals.
Dat zullen dus kruisingpups van Hollandse herder x griffon zijn geweest. Wat "goudgele
Engelsche Smousfokjes" zijn, uit een andere advertentie......? Kruising
foxterrier x smous misschien?
Opvallend is dat enkele adverteerders zwarte smousjes aanbieden. Was dat
destijds ook een normale kleur naast het bekende strogeel? Of wordt er toch
een ander soort hondje mee bedoeld dan de smoushond zoals wij die kennen?
Misschien ontdek ik dat later nog eens.
In eerder geschreven pagina's, over het hondenstamboek in de jaren '40, had ik het over het verschijnsel dat in Nederland gefokte Duitse herders zowel in het NHSB als in het Duitse SZ ingeschreven staan. Het was me destijds niet bekend of het hier om een Duitse dwangmaatregel uit de oorlogsjaren ging, of dat dit een al eerder bestaande regeling was. Dat laatste blijkt nu het geval te zijn. Anno 1921 hebben beide Duitse herder-verenigingen in Nederland, de DHC en de VDH, een eigen stamboekredacteur waar je tevens inschrijving in het Duitse SZ kunt aanvragen. Beide clubs werkten dus nauw samen met de Duitse SV (Schäferhunde Verein). De SV liet in die tijd ook weten, geen Jahres-Siegertitel voor Holland meer beschikbaar te stellen, aangezien men één Nederlandse Jahressieger wel genoeg vond en geen keuze wilde maken tussen de twee clubshows. Mogelijk heeft dit ook meegespeeld bij de fusie tussen DHC en VDH van enkele jaren later.
Tot zover een keuze uit mijn aantekeningen. Wordt vervolgd!
Terug naar beginpagina historie