kynologie uit de oude doos (2)

 

Een paar bezoeken aan de Raadsbibliotheek verder, en ik ben nu met de catalogi t/m 1897 gekomen. Er valt weer een heleboel in te lezen.

Zo kent iedere tentoonstelling naast de gewone inschrijving per ras ook een rubriek "Niet gevraagde doch erkende rassen". Daar vinden we Drentsche Legerhonden, Hoppenrader, Bordeauxdog, Reepinschers, Boarhound, Leonberger, Schweisshund, Oostenrijksche brak, Stuifhond, Dwergkees, en een Blew en Tan Terrier uit 2 Black and Tan Terrier-ouders. Dat ras kent dus ook het verdunningsgen van zwart naar blauw.
De Hoppenrader en de Stuifhond lijken me jachthonden te zijn; noch in het jachthondendeel van v. Bylandt noch in Toepoel's encyclopedie uit 1949 kan ik er iets over vinden.
Een ras dat wel een hoofdstuk in v. Bylandt's boek heeft, is de Driekleurige Württembergse staande hond. Daar zag je in die tijd op haast iedere tentoonstelling wel een of twee van. Lijkt op een wat zware Duitse staande, doet wat brakachtig aan met de lange oren. In onze tijd heb ik er nooit van gehoord, zoeken op internet levert ook niet veel op. Een verdwenen ras blijkbaar.
Wat we nu als schnauzer kennen, heet in die tijd nog steeds ruwharige Duitsche pinscher. Opmerkelijk is dat er in 1897 wel diverse honden zijn met als eigennaam Schnauz of Schnau(t)zer.
In datzelfde jaar zijn er twee boxers, die allebei Box heten. Wat is er nou het eerst, de rasnaam of de hondenaam?
Jan Abraas komt niet meer met smoushonden, wel met griffon bruxellois, dwergkees, reepinscher en schipperkes.
Field spaniels (alle kleuren) zijn er twee, op de show te Nijmegen 1897. Een van die twee doet daarna nog eens apart mee onder de rasnaam "Black spaniel". De bij dit ras geplaatste illustraties geven duidelijk weer hoe lang en laag de honden toen gefokt werden... tot het de fokkers zelf te gek werd. Bekend is de uitspraak van een Engelse fokker, dat het toch niet de bedoeling kon zijn om rupsen en komkommers te gaan fokken. Vandaag de dag is de Field spaniel een goed geproportioneerde hond.

Een wel zeer aparte inschrijving zien we in 1896 te 's-Gravenhage, waar teckelfokker Gos. de Voogt (kennel Climax) de volgende "hond" heeft ingeschreven:
Newfoundlander: reu "Silence", reg. nr. 11 (Climax Jager x Climax Hondesport) geboren 1796 en overleden 1896. Eigenaar Mrn. Kluwer & Co te Deventer, fokker G. de Voogt. Prijzen: Meerdere.  Absent.
Zo te zien heeft De Voogt, in die tijd een bekend kynoloog, zijn medewerking aan het gecombineerde tijdschrift de Ned. Jager / de Ned. Hondensport (uitgegeven door Kluwer) beëindigd, en niet onder de prettigste omstandigheden?
(Dat "Absent" stond, evenals de toegekende kwalificaties en prijzen, al in de catalogus gedrukt. Deze werd nl. niet, zoals nu, van tevoren gemaakt zodat bezoekers die als gids konden gebruiken, maar pas achteraf, en zal dan wel aan de deelnemers toegezonden zijn.)

Als we het tegenwoordig over hondensport hebben, bedoelen we: actief bezig zijn met je hond in spel of africhting. In de 19e eeuw was dat er, op de jacht na, allemaal nog niet. Het woord 'hondensport' beduidde toen het houden, fokken en tentoonstellen van rashonden. Tentoonstellingsuitslagen verschenen in een algemeen sportweekblad. Daarbij past wel, dat naast de keuringen van de honden er in 1896 ook een competitie was van 'Alle andere voorwerpen betrekking hebbende op Sport'. De eerste prijs ging naar velocipedes, verder waren er o.a. fotografie-artikelen, uurwerken en podometers, sport-advokaat en sport-sigaren. Die laatste twee dan zeker voor "de derde helft".....

Bij het woord velocipede dacht ik in eerste instantie aan een antiek model met zo'n reusachtig wiel, maar de afbeelding in een advertentie laat een verrassend modern aandoende fiets zien. Daar maakte je in die tijd vast de blits mee.
Om erop te leren rijden, kon je o.a. terecht bij een rijschool voor fietsers, aan de Stadhouderskade 74 in Amsterdam. "Strenge ballotage. Leergeld f 10,-, welk bedrag bij aanschaffing eener machine uit onze magazijnen wordt gerestitueerd."
Een paar pagina's verder worden sportcorsetten voor wielrijdsters aangeboden.

Nog meer advertenties:
"Kennel Bonnetty, Potgieterstraat 57 Amsterdam. Pension voor Rashonden. Koopt, Verkoopt en Ruilt alle soorten van Rashonden. Speciale inrichting (Amerikaansch systeem) voor reinigen, baden, scheren, coupeeren, enz. "

"Elegante muilkorven, met afsluiting van straatvuil. JUISTE vorm van elk soort Hond; drukken NIET op den kop. Practisch! Elegant!" (Amsterdam1896)
Het jaar daarop waren te Rotterdam in de competitie van hondenartikelen ook muilkorven ingezonden "om te voldoen aan het nieuwe provinciaal reglement op den weg, in het belang der trekhonden. Deze korven worden aanbevolen omdat zij gemakkelijk zitten, tevens het bijten beletten en licht zijn." (Uit deze tekst was me niet duidelijk wat het belang der trekhonden nu precies was. Moesten zij zelf een muilkorf dragen, of andere honden om te voorkomen dat een aan het werk zijnde trekhond gebeten werd?  Op oude afbeeldingen zien we ingespannen trekhonden nogal eens een muilband of muilkorf dragen, dus dat provinciaal reglement zal wel voor hen bedoeld zijn geweest. )

De Nijmeegsche Broodfabriek adverteert met Nijmeegsche Cakes genaamd Vleesch-Beschuit voor Honden. "het beste en goedkoopste hondenvoedsel, ook voor puppies"  Hoe groot het aandeel vlees in die beschuit is staat er niet bij; een pagina eerder biedt een andere firma een uitgebreid assortiment Dog-Cakes aan, met vlees- of vispercentages van 10 tot 35 % en ook zonder vlees of vis.  

In 1897 verschijnt Les races de Chiens van Henri graaf van Bylandt. Het boek telt 1100 pagina's en kost f 12,50. Losbladige aanvullingen zijn mogelijk "al naar mate nieuwe rassen zullen worden ontdekt of geschapen". indien daar voldoende belangstelling voor is.
De uitgever maakt er flink reclame voor en het boek wordt ook als ereprijs uitgeloofd. Die aandacht is terecht, want het is een imposant stuk werk. De losbladige aanvullingen zijn er vermoedelijk nooit gekomen; 7 jaar later zou een sterk uitgebreide editie verschijnen (die in de jaren '90 is herdrukt).

Zoals we al eerder zagen, was meedoen aan een tentoonstelling voor de doorsnee burger te duur. Kijken behoorde wel tot de mogelijkheden, getuige de entreeprijzen van de tentoonstelling in Rotterdam, 1897:
Vrijdag 19 maart (keuring) f 1,50. Avond f 0,50.
Zaterdag 20 maart f 1. Avond (voor den werkenden stand) f 0,10.
Zondag 21 maart f 0,50.

De honden moesten alle drie dagen aanwezig blijven, behalve verkochte pups onder de 5 maanden, die mocht de koper meteen meenemen. De meeste ingezonden puppies zijn een maand of drie à vier, en dan heeft de fokker er nog een heel stel. Bleven ze in die tijd uit principe zo lang bij de fokker, of ging de verkoop zo moeizaam? Of begrijp ik het verkeerd en waren de meeste van die hondjes al verkocht (tenzij er expliciet 'te koop' bij staat), en kwamen ze alleen om mee te doen in de nestklasse nog een keer bij elkaar? Misschien dat ik daar later nog achter kom.
Een uitzondering is het nest van een pointerfokker in Heerenveen. Voor de show in Den Haag zendt hij een moeder met drie pups in, die samen te koop zijn voor f 200, of de moeder apart voor f 100. De pups zijn pas vierenhalve week.... Ik hoop maar dat de koop niet doorgegaan is, of dat iemand het hele stel tegelijk heeft gekocht.

Uit het bovenstaande valt ook op, dat de prijsverhouding tussen pups en volwassen honden toen net andersom was dan tegenwoordig. Nu betalen we de hoogste prijs voor een puppy dat net uit het nest komt. Een volwassen hond wordt (tenzij het een heel bijzonder exemplaar is, of op hoog niveau afgericht) als 'tweedehands' gezien en daar betaal je niet zoveel meer voor.
Bij de te koop staande honden van toen zijn het juist de volwassen honden waar flinke prijzen voor gevraagd worden, van f 100 tot soms wel over de f 1000. Pups doen meestal ergens tussen de f 35 en f 65, met als uitschieter naar beneden een Welsh terrier-fokster die slechts f 10 per hondje vraagt.
Een factor hierbij was zeker dat je met zo'n volwassen hond een 'bekroond exemplaar' in handen had, het ging om de eer. Daarnaast is het natuurlijk zo, dat de nu bekende vaccinaties er nog niet waren en pups doorgaans wat bevattelijker voor besmettelijke ziekten zijn dan volwassen honden. Het kopen van een puppy hield dus een groter risico in.

Ondanks het bescheiden aantal Hollandse herders dat per tentoonstelling meedoet, leveren de catalogi toch, naast oude bekenden, een heel stel nieuwe honden voor het afstammingsregister op. Ik ga ervan uit dat de "Inlandsche herdershonden" uit 1875 en 1877 hierbij meegerekend kunnen worden.
In 1882 staat bij de teef 'Flock' vermeld: "Ouders en voorouders Betuwsche Herdershonden eigendom van Van den Berg, schaapherder te Achterberg Veluwe". [Achterberg ligt bij Rhenen, dat 'Veluwe' zal een vergissing zijn.] Op diezelfde tentoonstelling is ook een teef 'Snor' ingeschreven. Die heb ik maar bij de ruwharen ingedeeld - iets dat wellicht met andere honden ook zou moeten, maar in die eerste jaren staat er doorgaans geen variëteit bij, op een langharige inlandsche herder na.
In 1897 doet een teef 'Mijntje' mee, geboren in maart 1896. Nu hadden we al een Mijntje in het stamboek uit die tijd: de moeder van de van een foto bekende Truus van 't Gooi. Maar.... als het dezelfde Mijntje is, dan zou ze al met 8 maanden gedekt moeten zijn, dan met 10 maanden het nest geworpen waar Truus in zat, en zo gauw de pups de deur uit gingen werd zij ook verkocht. Het zou biologisch net kunnen. Maar desondanks, of eigenlijk juist omdát het net-aan kan, hoop ik toch maar dat het een naamgenote is en heb ik vooralsnog een tweede Mijntje in het stamboek ingevoerd. (toevoeging: volgens andere catalogi is Truus niet in 1897 maar in 1896 geboren. Dan zijn er dus inderdaad twee Mijntjes.)
Op diezelfde tentoonstelling doen 3 honden mee waarvan we weten dat het ruwharen zijn - dat wil zeggen, als Sophie geboren december 1895 dezelfde hond is die we al kennen als ruwharige Sophie geboren 25-11-1895. Hm. Het scheelt maar een week. Ik wacht nog even met een tweede Sophie invoeren.

De vorige keer zagen we al, dat hoewel de Hollandse herder destijds een veel voorkomend ras moet zijn geweest, het aantal inschrijvingen op tentoonstellingen niet hoog was. De in de bibliotheek aanwezige catalogi geven in de periode 1875-1896 de volgende aantallen: 2, 4, 1, 5, 0, 1 (absent), 0, 1, 2, 0, 0, 1, 1.
  Maar dan, in maart 1897, gebeurt er iets bijzonders. Een nieuwe, jonge keurmeester dient zich aan: Louis Dobbbelmann jr, 24 jaar oud. Zijn vader, Louis sr, is bekend fokker van Duitse doggen, mastiffs en barzois met de kennelnaam "Eldee". De jonge Louis heeft ook een fraaie Duitse dog, maar zijn smaak gaat daarnaast blijkbaar uit naar wat eenvoudiger, rustieker honden. Hij keurt op deze show de Hollandse herders en de smoushonden, en doet aan de competitie mee met een keeshondteef genaamd Keesje.
Voor de beide rassen die hij keurt, looft hij f 15 uit voor de beste inzending van minstens 3 honden van dezelfde eigenaar.  Hij moet dus geweten hebben, of althans vermoed, dat er mensen waren met zoveel honden die ze konden exposeren.
Bij de smoushonden wordt deze uitdaging helaas niet beantwoord met een groot aantal inschrijvingen; er komen slechts 3, van even zovele eigenaren.
Maar dan de Hollandse herders! In totaal zijn er maar liefst 15 aangemeld; 4 van de keurmeester zelf ter opluistering, 10 om te keuren (waarvan 1 absent) en dan nog een in de Verlotings-Klasse.
A. Rijweg te Rotterdam had er 3 ingeschreven en zal dus de uitgeloofde premie in ontvangst hebben genomen. Deze man had kennel "Gaudium" en was op haast iedere tentoonstelling met een groot aantal honden present. Blijkens een advertentie dreef hij "handel in alle soorten rashonden, vogels en pluimgedierten". Veel van zijn honden stonden dan ook in de verkoopklasse. Ik heb eens op internet gezocht wat er nu op dat adres gevestigd is, maar de Gedempte Binnenrotte bleek in het gebied te liggen dat in 1940 gebombardeerd is dus er staat nu nieuwe bebouwing.

(Ook fotograaf G. Jochmann uit Utrecht, die wij kennen van zijn Hollandse herders, had daarnaast diverse andere rassen. Zo was hij in mei 1896 op de tentoonstelling met een zelfgefokt nest bullterrierpups, in maart 1897 met een te koop staande collieteef (èn een HH ruwhaar-reu die een 1e prijs kreeg ) en in juli 1897 met een schipperke en een Finsche (Laplandsche) hond. De afbeelding bij dat laatste ras toont een grauwe kortharige hond, lijkt mij een jämthund? Een Scandinavische hond past wel bij zijn afkomst, meneer Jochmann kwam nl. uit Zweden.)

Op de volgende twee tentoonstellingen in 1897, waar weer als vanouds Henri graaf van Bylandt de Hollandse herders keurde, verschenen er respectievelijk 2 en 1. Maar "Rotterdam" heeft laten zien wat mogelijk was. Het volgend jaar zou dan ook de NHC worden opgericht, met jonge Louis als voorzitter, een functie die hij 9 maanden later weer neer zou leggen. Maar zover zijn we nu nog niet; wordt vervolgd...


Nog over Louis Dobbelmann: er waren 3 generaties die zo heetten, en ik heb jarenlang niet goed gesnapt wie wie was. Louis 1 leefde van 1837 tot 1901. Hij werd rijk in de handel in tabak en rookwaren, woonde in Rotterdam en was een bekend persoon in de Nederlandse kynologie. Hij was niet alleen succesvol fokker, maar ook een van de oprichters en voorzitter van de vereniging Cynophilia. .
Over zijn zoon Louis 2 (1872-1920) valt in een boek over de familie te lezen dat hij periodiek neerslachtig was, en niet alles wat hij aanpakte ook lang volhield. Mogelijk is dit ook een verklaring voor de korte duur van zijn NHC-voorzitterschap. Later kocht hij een boerderij even buiten Apeldoorn. Zijn weduwe, mw. Dobbelmann-Vasseur, heeft daar nog jarenlang kennel Eldee voortgezet, met Engelse bulldoggen.
Hun zoon Louis 3 (1911-1943) bleef ongetrouwd en werkte op de boerderij. Hij werd in de oorlog door de Duitsers doodgeschoten. De huidige nazaten van deze familie stammen af van de dochters c.q. zussen en hebben dus andere achternamen.

 

Tot besluit van deze pagina een paar plaatjes, overgefotografeerd uit diverse catalogi.

 

de fietsenadvertentie waar ik het over had:

 

en nog een voertuig van toen: een schattig autootje.

 

Ook in de 21e eeuw blijf ik bij voorkeur analoge camera's gebruiken. Vandaar dat dit een advertentie naar mijn hart is, al zijn mijn eigen toestellen (Yashica's van rond 1980). wel 'iets' moderner

 

kijk chow chow-liefhebbers, dit is een scowl: een blik van 'wat mot je' met een fronsje erboven. Meer moet je er niet van maken.
(illustratie uit catalogus van juli 1897)

 

Aan pointers valt niet zoveel te verknoeien, die zien er nog min of meer hetzelfde uit.
(honden van kennel 'Careful' te Bussum, foto gemaakt door hr E. Landor uit Londen, catalogus van april 1900)

 

 

 

verder naar deel 3

 

Terug naar beginpagina historie

Terug naar hoofdpagina