NHSB jaren '40


geschreven 14-7-2020

Zaterdag j.l. kreeg ik iets bijzonders te leen. Twee delen van het Nederlands Hondenstamboek met inschrijvingen uit de jaren '40.
Het was een roerige periode in de wereldgeschiedenis, en mede daarom is het boeiende lectuur.

Het oudste van de twee boeken is imposant dik en beslaat de periode najaar 1942- eind 1947. In de tussenliggende periode was het er blijkbaar niet van gekomen om een uitgave te laten drukken.
Ook aan de inschrijvingen kun je zien dat er nogal een inhaalslag gemaakt is. Bij menig nest wordt een van de ouders, en soms ook nog een grootouder, meteen maar ingeschreven tegelijk met de pups. Ook soms twee nesten van dezelfde moederhond in opeenvolgende jaren, die nu in één keer worden geregistreerd.
  Opvallend is dat afstammelingen van een importhond worden aangeduid met Imp. 2, Imp. 3 en Imp. 4 en daarna krijgen ze weer een gewoon stamboeknummer. Een bijlagesysteem dus om aan te geven dat deze stamboom na enkele generaties terugzoeken 'doodloopt' in het NHSB en dat je dan elders moet zijn voor verdere informatie. Tegenwoordig kennen we dat niet meer, een kind van een importhond krijgt gewoon een NHSB-nummer zonder toevoeging.
  Wat we ook niet meer kennen is honden die op naam van een instantie staan in plaats van een persoon. Bij de bouviers komt dat enkele keren voor. Zo is er een nest met als fokker de Dominiale Mijn Maatschappij te Kerkrade, een nest gefokt door CV Houthandel Utrecht, en twee nesten gefokt door de Politiehondendresseerclub Meppel en omstreken.
  Nog iets wat nu niet meer voorkomt: in één nest meerdere kennelnamen aan je pups geven. Een toonaangevende Airedale terrier-kennel was destijds Kim's Honk / Honk van Kim, van mevrouw Mutsaerts-Kerstens. Ik wist dat die twee kennelnamen van dezelfde fokker waren, en heb nu het systeem daarin gezien: alle reutjes kregen de kennelnaam Kim's Honk, en alle teefjes van 't Honk van Kim! Het maakte blijkbaar school want er waren bij de Airedales nog een paar fokkers die dat zo deden. Terecht nu afgeschaft want het is wel verwarrend.


Bij 'honden houden tijdens de tweede wereldoorlog' denk ik allereerst aan moeilijkheden om aan voedsel te komen, en aan invorderingen door de Duitsers. Bekend uit het boek "Allemaal Hollanders" is het verhaal van een meneer die een oproep voor zo'n invordering kreeg, en een minder aantrekkelijke hond van de buren leende zodat hij met een papier "Afgekeurd" kon thuiskomen. Met zijn eigen herdershond erheen gaan durfde hij niet aan, wie weet namen ze die in beslag.
In het fotoarchief bevinden zich een paar foto's van een fraaie korthaarreu die ca. 1939 geboren is. Het was een stamboomhond, vertelden de mensen die hem gehad hadden, maar van zijn afstamming wisten zij niets. Hij was hals over kop door zijn eerste eigenaars weggedaan omdat ze niet meer aan eten voor hem konden komen, en de papieren zijn op zo'n moment bijzaak.
Met deze verhalen in het achterhoofd is het verbazingwekkend om te lezen wat er in diezelfde tijd nog wèl allemaal kon. Het was niet voor iedereen zulke kommer en kwel.
Natuurlijk zijn mensen wel beperkt geweest, zo zie je bijv. bij de boxers een enorme toename van het aantal nesten na mei 1945, maar het is niet zo dat alles noodgedwongen stillag. Zelfs fokkers van grote 'luxe' rassen als Afghaanse windhonden en barsois hadden niet alleen voedsel genoeg om hun eigen honden in leven te houden, er was ook een markt voor puppies. Ik tel in 1943 10 nesten barsois en in 1944 26 nesten. En dit voor een ras dat toch weinig nut als waak- of jachthond gehad zal hebben (je kunt ermee jagen, maar in Nederland niet officieel, en ik neem aan dat stropers liever iets kleiners en onopvallenders hebben). De twee toonaangevende barsoifokkers woonden in Groningen en Zuid-Limburg.

Ook bij andere rassen zien we dat in het noorden van het land een behoorlijk aanbod van pups was. Zo waren er in en om Leeuwarden twee heel productieve kennels van chow-chows, 'broodfok' zouden we nu zeggen, een heel stel teven die steeds nesten van dezelfde reu krijgen. Die reu zal dan ook wel bij de kennel gehoord hebben.
Ik wist niet dat de chow-chow zo populair is geweest in Nederland. Het waren er heel wat, zelfs in de oorlogsjaren al. En niet alleen in het buitengebied, ook in Amsterdam en Den Haag werd er toen regelmatig gefokt.
De winter 1944-1945 staat bekend als de hongerwinter, toen aan alles nijpend gebrek was, met name in de steden. Mijn moeder en haar zus behoorden tot de Amsterdamse kinderen die letterlijk met scheepsladingen tegelijk naar Overijssel werden vervoerd omdat de situatie daar minder beroerd was.
En net voorafgaand aan die beruchte winter, in de herfst van 1944, zien we in het stamboek een klein Amsterdams geboortegolfje van chow-chow nesten. Ik ben toch benieuwd hoe het daarmee gelopen is.
   In een geschiedschrijving van de chow-chow in Nederland wordt over deze periode gezegd, dat het ras toen helaas een moderas was en dat er maar raak gefokt werd. https://mipao.com/?p=1177  Als ik echter zie wat voor honden op die pagina als mooie hond worden aangemerkt, en ik vergelijk ze met "Red Craze" uit de beginjaren, dan is er een aanmerkelijke ontwikkeling in het uiterlijk te zien. Een mij aansprekende hond staat ook op de derde foto in dit artikel (de hond op de tafel) https://riahorter.com/index_htm_files/Rashonden%20in%20grootmoeders%20tijd%20Chow_Chow.pdf 
Dan vraag ik me af of het misschien net zo gegaan is als veertig jaar later met de bouvier: een ras dat eens een breed publiek aansprak, wordt door de showmensen omgebogen tot een dier waar veel minder mensen iets in zien. Op de website 'het Hondenforum' zijn de afgelopen jaren minstens drie topics over bouviers verschenen, die vol staan met opmerkingen "dat waren vroeger zulke leuke honden, maar nu vind ik er niets meer aan". Kan iets dergelijks ook bij de chow-chow hebben gespeeld? Het zou mooi zijn als voor de chow-chow een soortgelijk archief bestond als voor de Hollandse herder, zodat daar foto's te bekijken zijn van al die honden "van Nunatak", "van de Oldehove", enzovoorts. Daar moet dan wel meteen bij gezegd worden dat het HH-archief over die jaren ook verre van compleet is......                  (zie www.hollanderhuis.nl/dokaport.htm )

De kritiek op het 'maar raak fokken' snijdt in elk geval wel hout als je kijkt naar de frequentie waarmee teven nesten krijgen. Eerst vroeg ik me af of het een schrijffout was, toen er van een teef twee nesten stonden vermeld met slechts 4,5 maand ertussen. Is dat dan biologisch mogelijk? Verderop stonden nog een paar moederhonden met nesten met 5 maanden tussentijd. Blijkbaar hebben chow-chows korte cycli, en soms wel héél kort. Ook zijn diverse teven amper een jaar als ze al gedekt worden, met als dieptepunt een hondje van 8 maanden dat al pups werpt, dus pas 6 maanden oud was bij de dekking. De fokker van dat nest is een bekende kynoloog notabene.
  Ook bij andere rassen komt het wel voor dat teven heel kort achter elkaar hun nesten krijgen. Aangezien het in dit boek om een periode van vijf jaar gaat, is niet helemaal te volgen of dat het hele leven van de teef zo doorging of dat het maar om een paar jaar ging waarna ze al gepensioneerd werden. Hoe dan ook, een cocker-spaniel die in 2,5 jaar tijd 5 nesten krijgt had van mij wat meer pauze tussendoor mogen hebben. (eerst 3 x met 6 maanden ertussen, dan een jaar ertussen en dan weer 6 maanden). Ook hier is de fokker een bekende naam in de kynologie.
Een andere bekende fokker fokt in die tijd ook 5 nesten met zijn teef, maar die mag er dan tenminste 3,5 jaar over doen.

De naam van die laatste hond was Shamrock's Melkmuiltje. Het zal wel een bonte met veel wit aan de kop geweest zijn, evenals een andere cocker met de naam Bleekgezicht van de Spaniel Hut.
Andere aardig bedachte namen zijn Moorkop (boxer), Riket (bouvier, denk aan het kinderboek Riket met de kuif), Bijta en Stellina (ook bouviers, in de africhting blijkbaar), Caspar, Balthasar en Melchiorina (cairnterriers geboren op 6 januari).
Sommige fokkers zijn creatief in het bedenken van namen; zo heet in de cocker-spanielkennel Urtica's het W-nest Wist-Ik, What-a-dog, Warnier, Weatherproof, Windekind en Wicky. Het Z-nest bestaat uit Zigeuner, Zijde-Oortje, Zora en Zirpa. Bij één van de nesten in kennel Wagtail's echter, was de inspiratie blijkbaar even op want die hondjes heten Snip, Snep en Snap.
In meerdere rassen komt een Peterlorre voor. Dat was bij de Hollandse herders een bekende reu uit de jaren '50, maar zijn fokker was dus lang niet de enige die een pup naar acteur Peter Lorre vernoemde. Ook zijn er diverse honden die Vlimmen heten, naar het boek Dokter Vlimmen dat in 1937 verscheen en in 1944 verfilmd werd.

Over Peter Lorre (1904-1964) vermeldt Wikipedia dat hij Hongaar van geboorte was en van Joodse komaf. Hij maakte naam als acteur in Duitsland, maar vertrok later naar de VS nadat de nazi's aan de macht waren gekomen. Wie een hondje naar zo iemand noemt, geeft daarmee in oorlogstijd een klein statement af.
Er zijn wel meer fokkers die 'kleur bekennen' bij de keuze van de puppynamen. Of in elk geval uitdrukking geven aan de tijd waarin zij zich bevinden. Heel duidelijk wordt dat gedaan door de Wassenaarse Bedlington terrier-fokker E. Fisher, kennel Mediaeval. In 1943 fokt hij een nest waarin twee pups Wijkbom en Explosie heten; het kort daarvoor geboren nest bestaat uit twee pups genaamd Lichtkogel en Achtduizendponder. Het jaar daarop, nog vóór Dolle Dinsdag en de Slag om Arnhem, die in september 1944 plaatshadden, fokt hij in juli een nest bestaande uit Atom Bomb, Allied Victory en United Effort. In augustus 1944 wordt een nest van twee reutjes geboren: Jeep en Arnhem-Hero. Hierbij moet wel bedacht worden dat je destijds meer tijd had dan tegenwoordig om de namen van je pups op te geven, dus deze zullen wel na half september bedacht zijn. Aan welke kant meneer Fisher staat en op wat voor afloop hij hoopt, is in elk geval erg duidelijk. Na de oorlog is hij in de kynologische pers publiekelijk geprezen voor zijn inspanningen om via de Bedlington-vereniging hondeneigenaren van voer te voorzien.
   Een andere terrierman die de actualiteit laat spreken in de naamgeving van zijn honden, is huisarts H. Cohen met bullterrierkennel 'van 't Donarspan'. Het nest dat hij in september 1943 fokt, geeft het hele verloop van een oorlog weer in vijf trefwoorden: Divisie, Vuurdoop, Volharding, Zege, Vrede. In juni 1945 fokt hij een nest met Vrede als vader: Dronk, Donderdag, Rang, Drukkie, Onderduiker, Nachtwacht, Lont.
Ook zonder honden was dokter Cohen een bekende persoonlijkheid in zijn woonplaats Hensbroek http://www.oudobdam-hensbroek.nl/HTML/Artikelen/Dokter%20Cohen.htm 
zelfs zozeer dat er na zijn overlijden een gedenkteken voor hem is opgericht https://standbeelden.vanderkrogt.net/object.php?record=NH32aa

We zagen net de naam Jeep al voorbij komen in een nest Bedlingtons. Na mei 1945 zijn er meer honden die zo heten (ook mijn oma had haar foxje zo genoemd, aardig om te lezen dat ze niet de enige was). Ook heten er reutjes Ike, Montgomery en Winston, en teefjes Beatrix en Irene.
In de bezettingsjaren lag dit soort naamgeving vanzelfsprekend wat moeilijker, maar toch zie je wel een enkele vernoeming naar het koningshuis of een hondje Ozo (afkorting voor Oranje zal overwinnen). De 'andere kant' geeft ondertussen ook wel signalen af. Tenminste, ik heb nu al iets te veel H-nesten voorbij zien komen om het nog toevallig te vinden. Natuurlijk zijn er ook grotere fokkers die gewoon aan de letter H toe zijn, maar ik bedoel eenmalige nesten zonder kennelnaam. Met namen die iets Germaans-Teutoons hebben.
Of eerst een A-nest en dan een H-nest fokken. En de R-nesten, daarvoor geldt hetzelfde als wat ik net over de H-nesten zei maar ik begreep niet waar die R dan op sloeg. De R van Reich?? Later schoot me te binnen dat de R de 18e letter in het alfabet is, en dus dezelfde letterwaarde heeft als AH (1 8).

En dan ben ik pas bij de D van Dashond. Zondag aan een stuk zitten lezen, maandag laten bezinken en nu wat indrukken opgeschreven.

 

verder naar pagina 2

 

terug naar pagina    historie