Werken voor het archief

 

Honden fotograferen, oude boeken en tijdschriften lezen, en de foto's en gegevens verder verwerken. Dat alles tezamen is "werken voor het archief".

Wat is er zoal gedaan, en gevonden, in 2024?  Lees het hier.

Zie ook de pagina dokablog 2024 voor de eerste helft van dit jaar. 

 

 

   27 maart   Alweer een bak plaatjes, vanmiddag afgedrukt.

Ondertussen leveren oude boeken etc. ook van alles op. Zo is in een verslag over een politiehondenwedstrijd uit 1911 te lezen over een Hollandse herder, die bij het onderdeel speuren het spoor heel mooi volgde, maar uiteindelijk het verstopte voorwerp niet opgroef, alleen maar liet merken dat zij aan het einde van het spoor gekomen was. De keurmeester vond het nogal onbevredigend om haar hiervoor 0 punten te moeten geven. Ze had toch goed werk laten zien, en kreeg nu dezelfde 0 als een hond die niets van het speuren terecht had gebracht. Het keuringsreglement mocht van hem wel worden aangepast. In de praktijk had de geleider zelf wel het voorwerp van onder het laagje zand uitgehaald, in plaats van te wachten tot de hond dat deed.
In een digitale krantenbank zocht ik vervolgens op namen van hond en geleider, en kreeg tot mijn verrassing enkele krantenartikeltjes van de jaren daarna, waarin zoekgeraakte portemonnaies worden opgespoord door de schrandere Rosa. De mooiste zaak vind ik die waarin op aanwijzing van de hond een volgepakte hooizolder wordt leeggehaald, en ja hoor, daar is de verloren portefeuille, diep in de meters hooi. De eigenaar had meegeholpen met het hooi te laden en daarbij de portefeuille verloren.
(Zo'n 110 jaar geleden kon je dus naar het politiebureau gaan en melden dat je je portemonnaie verloren had, en dan kwam er een politieman met speurhond in actie om het ding voor je te zoeken. Moet je tegenwoordig om komen.....)

In het afstammingsregister moet wellicht iets gewijzigd worden. We hadden daar al Breston (Rode-Kruishond) geboren ca. 1910 uit de combinatie Ninus x Cora. In het politiehondenblad uit 1911 komt deze hond meermalen voor. Hij combineerde de functies van Rode Kruishond en politiehond, wat niet zo vanzelfsprekend is. Beiden moeten mensen kunnen opsporen, maar een politiehond doet in eerste instantie aan 'boeven vangen' en mag bijten als de persoon wil weglopen of zich teveel beweegt. Dat wil je bij een hond die zieken en gewonden zoekt natuurlijk niet. In een krantenartikel wordt dan ook gewaarschuwd tegen het vermengen van die functies, en Breston wordt genoemd als uitzondering waarbij het goed gaat.
Het politiehondenblad noemt ook de eigenaar van Breston, en daarmee kon dan weer in de krantendatabase gezocht. Het blijkt uit deze artikelen dat Breston in augustus 1908 geboren is, en dus geen kind van Ninus kan zijn, deze is nl. óók van augustus 1908. Bovendien wordt er gezegd dat Breston's afstamming onbekend is. De heer Steijns, die zowel africhter als kynologisch keurmeester was, vermoedde er een kruising van herdershond en Duitse dog in. Breston was 65 cm hoog, voor die dagen een knoeper als we kijken naar de hoogtes van de honden die destijds in het politiehondenstamboek werden ingeschreven. Die waren meestal zo rond de 54-55 cm.
Ninus was een broer van de bekende tentoonstellingshond Katrijn. Als Breston daar een kind van was, zou dat zeker zijn vermeld en zou hij niet zijn uitgemaakt voor 'kruising'.
Ik laat het nog even zo staan in het register tot ik iets meer weet over waar die vermelding "Ninus x Cora" dan vandaan komt. Of zou dat over een andere Breston gaan?

Over honden met dezelfde naam gesproken: we kennen uit het standaardwerk van Seegers een fotootje van de hond Germanicus, eigenaar de zojuist genoemde meneer Steijns. In een ander boek staat een foto van Steijns met politiehond Frits. Nu ben ik erachter dat Frits de roepnaam van Germanicus was. Is het dan dezelfde hond, of heeft Steijns twee Frits-en gehad? Iets om in het achterhoofd te houden bij verder lezen.


25 mei  Ook vandaag weer uithuizig geweest in het kader van #werkenvoorhetarchief . In Amsterdam, aan de Emmalaan. Me geïnstalleerd aan de tafel bij het raam, gordijn omhoog voor beter licht, meneer Antal gedag gezegd (in fotogedaante aanwezig bovenop een kast; de kynologische bibliotheek was zijn idee), doos catalogi gepakt en weer een stukje verder gekomen.

Uit 1904 zijn er 5 tentoonstellingscatalogi in de bibliotheek. De Hollandse herders worden 2 x gekeurd door hr. Drost (kennel van Haarlem, lang- en korthaar) met resp. 39 en 24 honden. Die 39 was een clubtentoonstelling van de NHC, waar ook een paar honden ter opluistering waren ingeschreven.
Op de andere 3 shows keurt de bekende kynoloog L. Seegers. Hij krijgt 28, 6 en 2 hollanders te keuren. Die 2 was op een kleine tentoonstelling, met 104 honden in totaal. Hoe dan ook is het wel opvallend dat de grote aantallen op shows in de Randstad komen, terwijl Arnhem en Venlo het met 6 en 2 Hollandse herders moeten doen. Dat zegt niet zozeer iets over het daadwerkelijk voorkomen van het ras, maar meer over de regio waarin men aan tentoonstellingen wil deelnemen.

Het ras heet afwisselend Nederlandsche en Hollandsche Herdershond. Uiteindelijk heeft de benaming "Hollandse herder" het gewonnen; net wat vlotter uit te spreken en door de alliteratie ook meer aansprekend. Maar in de tijd dat de NHC werd opgericht was het net zo normaal om het een Nederlandse herder te noemen.
Ook in de benaming van de ruwharige variëteit was toen meer variatie. Bij de show van april 1904 staat in de rasbeschrijving dat er kort-, lang- en ruwharige honden onderscheiden worden. De NHC looft prijzen uit voor ruigharige. De categorie heet Stekelharige. Kortom het werd alle drie door elkaar heen gebruikt.
Daarbij kan nog opgemerkt worden, dat wat we nu als glad- en draadharige foxterriers kennen, in die tijd kort- en stekelharig werd genoemd. Draadharige Duitse staande honden heetten toen ruigharig.

Voor zover er kleuren bij vermeld staan, zijn Hollandse herders meestal gestroomd van kleur, maar ook is menige hond geel of voskleurig. Die halen net zo goed prijzen en een enkele is zelfs kampioen. Twee honden zijn bont (benieuwd hoeveel wit dat dan geweest was) en in augustus 1904 doet een muiskleurige korthaar mee, die niet bekroond wordt. Zou dat een blauwe zijn geweest?
"Blauw" bij de korthaar is verdund zwart pigment, waarbij ook de neus wat lichter van kleur is. "Blauw" bij de ruwhaar kan dat ook zijn, maar duidt vaker een gewoon zwartgepigmenteerde hond met een wat lichtere vachtkleur aan.

Met de korthaarreu Pan heb ik te doen. In januari komt hij op de tentoonstelling als eigendom van zijn fokker, hr. Steijns uit Roosendaal. Dat was indertijd een bekende persoon in het ras, hij was later ook keurmeester. Pan stond daar niet te koop, maar blijkbaar wilde Steijns hem toch wel kwijt. Want in april heeft hij een nieuwe baas, een meneer uit Amsterdam. Die is blijkbaar niet geheel tevreden over zijn nieuwe aanwinst: Pan staat te koop voor f 50. Destijds waren tentoonstellingen ook voor een deel verkoopbeurzen. Weer twee maanden later, in juni, is Pan van een andere Amsterdamse meneer, waar hij ook niet schijnt te bevallen want hij hoeft nu nog maar f 30 op te brengen. Drie bazen in een half jaar tijd, en op zoek naar de vierde. Zou hij uiteindelijk een blijvend tehuis gevonden hebben?

De hoofdmoot op een hondententoonstelling is natuurlijk de honden. Daarnaast werden er destijds ook wel prijzen uitgereikt voor diverse categorieën voorwerpen. Dat konden hondenverzorgingsproducten zijn, of voeders, maar ook zaken die wat minder met honden te maken hadden. In Arnhem bevat de categorie "Alle andere sportartikelen" het volgende allegaartje: sportschoenen, sportartikelen, orchestrion (soort speeldoos), houtsnijwerk, landbouw- en sportartikelen, sigaren. Uit de advertenties achterin de catalogus blijkt dat het vooral om plaatselijke bedrijven ging, oftewel "koopt bij onze sponsors".

Naamgeving van honden, je kunt het simpel houden of er je creativiteit op loslaten. Dat laatste heeft meneer Kramer uit Arnhem zeker gedaan. Het door hem gefokte nest pointerpups heeft ook allemaal namen gekregen die met een K beginnen: Karel, Klopstock, Keizer, Koning, Kwebbel, Kwast, Kwalinde, Kwaakster, Kaatje en Kabautertje. Zouden zijn kinderen mee hebben mogen doen met namen verzinnen?
De nestklasse, onderverdeeld in pups tot 8 weken en van 2 tot 6 maanden, bestond vooral uit hondjes die te koop waren. Voor pups werd doorgaans een stuk minder gevraagd dan voor een volwassen hond. Dat is nu net andersom. Daarbij moeten we wel bedenken dat de nu gangbare inentingen tegen hondenziekte etc. er nog niet waren of in de kinderschoenen stonden. Het risico om een jong hondje hieraan te verliezen was groter dan bij een volwassen hond die al meer weerstand had opgebouwd.
Sommige fokkers vragen voor teefjes een iets lager bedrag dan voor reutjes. Dat is nog jaren zo geweest, in advertenties uit de jaren '20 kom je dat ook tegen. De reden hiervoor zal wel zijn, dat honden toen veel vaker vrij op straat mochten rondlopen. Om dan een loopse teef uit te moeten laten is geen sinecure. Daar zullen veel mensen tegenop hebben gezien, en misschien trok een wat lagere prijs ze dan toch over de streep.

Er zijn weer diverse honden bijgekomen voor in het afstammingsregister; dat ga ik de komende week thuis verder uitwerken.

Misschien weet iemand nog een bibliotheek of archief waar de volgende catalogi te vinden zijn:

1902: tentoonstellingen in Den Haag, Venlo en Utrecht. Die laatste was in juni en werd georganiseerd door de vereniging Nimrod. toevoeging achteraf: die in Den Haag wordt niet meer gezocht.
1903: Haarlem (24-25 januari) en Middelburg (precieze datum onbekend, was gecombineerd met pluimveetentoonstelling, lokatie: Schuttershof).

 

31 mei   Ook vandaag weer in de bibliotheek in Amsterdam geweest. Voortgang: de tentoonstellingscatalogus uit mei 1905 uitgelezen waar ik vorige week in begonnen was.
Hollandse herders hebben een redelijke inschrijving van 14 stuks: 9 korthaar, 1 langhaar en 4 ruwhaar. 

Bij de chow-chows zijn deze keer meerdere honden ingeschreven, vijf stuks. De reu Chinaman, die hier ook weer meedoet, is dan al enige jaren een bekende tentoonstellingshond. Gewoonlijk is hij de enige vertegenwoordiger van het ras.

Een ander ras waar er voorzichtig aan wat meer van komen, is de Duitse herder. De teef Herkulesse verschijnt sinds eind 19e eeuw regelmatig op tentoonstellingen en staat meestal alleen. Haar eigenaar, de heer Franken uit Amsterdam, koopt er later een reu bij uit een bekende Duitse kennel, Lux von der Krone. In 1904 fokt hij een nest met als vader een andere reu: Fuchs von der Krone.
Augustus 1904 doen 3 pups uit dit nest mee in de Nestklasse, en in 1905 komt de reu Joachim uit in Amsterdam.
Meneer Franken had in de Kalverstraat in Amsterdam een vleeswarenhandel. Iets meer over hem staat hier http://www.cpvanderlaan.nl/stamboom/people.php?person=04082  Dat hij een van de eerste Duitse herder-fokkers van Nederland geweest is staat er niet bij.

Die reu Joachim was van iemand die later een heel bekende naam in de kynologie zou worden: P.M.C. Toepoel. Er staat me bij dat hij het in zijn boeken wel eens over een Duitse herder Jochem heeft gehad, dat zal deze hond dan zijn.
Toepoel was toen een jonge man, hij zou later dat jaar 24 worden. De Toepoels deden al een paar jaar mee met een Schipperke teefje, Neeltje. Die was eigendom van zijn moeder. Neeltje was niet echt een hoogvlieger op showgebied, maar de familie Toepoel vond showen blijkbaar gewoon leuk.
Ook Neeltje was gefokt door iemand uit Amsterdam, nl. Louise van Lom. Zij had samen met haar vader, Gerard van Lom, een kennel annex hondenpension "het Torentje". Onlangs zocht ik op de kaart eens op waar zij nu precies gevestigd waren, en tot mijn verrrassing bleek Amstelveenseweg 225 op de route te liggen die de bus rijdt van station Zuid naar de RvB. Vanochtend maar eens aandachtig uit het raam gekeken onderweg! Nr. 225 bleek een appartement te zijn in een hele rij appartementsgebouwen van een paar etages hoog. Daar kan toch geen grote kennel zitten? Eens op het bouwjaar gegoogeld en inderdaad, in de jaren '10 en '20 van de vorige eeuw is het allemaal volgebouwd daar. Of de eermalige nr. 225 wel op dezelfde plek lag als de huidige 225 is ook maar de vraag. Hoe dan ook is dit stukje Amsterdam inmiddels onherkenbaar veranderd: https://archief.amsterdam/beeldbank/detail/fbd56e83-f129-6a30-074b-74b45ed80dc7

Er deed ook een Norfolk spaniel mee. Volgens Wikipedia is dit sinds 1903 geen bestaand ras meer maar opgegaan in de Engelse springer spaniel. Dat is in Nederland blijkbaar pas later doorgedrongen. Een ander ras dat meedoet is Springers, dus zonder 'spaniel' erachter. Daar zijn er drie van, alle drie bruinbont van kleur.

Boxers en Boston terriers, die eerst onder één noemer stonden, zijn nu twee aparte rassen. Voor de boxers is inmiddels ook een vereniging opgericht (1904) die nu nog steeds bestaat. Datzelfde geldt voor de teckels, die sinds 1903 een zelfstandige vereniging hebben. Daarvóór was er een gecombineerde Basset- en Teckelclub.

Dwergschnauzers heetten toen nog ruwharige Duitse dwergpinschers. Er zijn hier 6 ingeschreven, met de volgende kleuren: 2 x zwart met gele aftekening, 1 x rood en 1 x bruin, 1 x geel gestroomd en 1 x peper en zout. Alleen die laatste is nu nog een normale kleur voor dwergschnauzers; opvallend dat het merendeel toen kleuren had die we vandaag de dag nog bij de kortharige dwergpinschers tegenkomen.

Affenpinschers hadden toen ook andere kleuren dan nu. Ik ken ze alleen maar in zwart, maar toentertijd deden er regelmatig rode en gele mee. Op deze show zijn er 2 rode en 1 peper en zout. Het roept bij mij de vraag op in hoeverre al die kleine ruige hondjes (dwergschnauzer, affenpinscher, kleine griffonnetjes, smoushond) van dezelfde oorsprong zijn.

Tot zover maar even. Het zal duidelijk zijn waarom er nogal wat tijd in gaat zitten om het allemaal te lezen.

 

28 juni  Ook vandaag weer een bezoek aan de kynologische bibliotheek gebracht.
In een vorig bericht had ik al eens een oproepje gedaan, wie bepaalde tentoonstellingscatalogi die bij de Raad ontbreken, voor me wist te vinden. Nou, de catalogus van de tentoonstelling in Den Haag, augustus 1902, is terecht. Die bleek nl. wel degelijk in het bezit van de Raad te zijn, alleen niet in de doos bij de andere catalogi, maar in de kast met antieke boeken waar ik de vorige keer eens een blik in wierp. Vandaag in begonnen met lezen.
De tentoonstelling werd georganiseerd door de Nederlandsche Terrier-Club, die in 1899 was opgericht en nu niet meer bestaat. Het was de eerste keer dat deze club een show organiseerde, maar aangezien er vele 'oude rotten' in het bestuur te vinden zijn zal het niet al te ingewikkeld voor ze zijn geweest.
Openingstijden: zaterdag van half 10 's ochtends, dan beginnen de keurmeesters ook met keuren, tot... half 11 's avonds. Zondag van half 10 tot 6. Wat zal iedereen gaar geweest zijn na afloop... Die lange openingstijden zijn omdat je toen niet alleen voor de keuring kwam, maar ook om je hond aan het publiek te laten zien. De tweede dag werd er niet gekeurd, dat was op zaterdag al gebeurd, het was dan alleen kijkdag voor bezoekers. Hierbij moet niet vergeten worden dat een tentoonstelling destijds ook voor een deel een verkoopbeurs was; zowel volwassen honden als jonge pups had je daar letterlijk voor het uitzoeken. Fokkers die een heel nest kwijt moesten, zullen wel blij met een extra kijkdag zijn geweest.
De toegangsprijzen variëren; wie zaterdagochtend komt en de keuringen kan bijwonen, betaalt meer dan iemand die na de keuringen komt en de honden alleen op de benches ziet zitten.

Sommige rassen waren toen al populair en nu nog steeds; andere zien we nu meer of juist minder. Tegenwoordig is een tentoonstelling ondenkbaar zonder een flinke inzending Golden- en Labrador retrievers. Destijds waren die er nog niet in Nederland; wel doen hier twee retrievers met golvend haar mee, en twee dito met kroeshaar. De huidige flatcoat en curlycoat dus.
Koordpoedels kennen we nu alleen nog als rariteit van oude plaatjes. Op deze show doen er drie mee, en twee kroespoedels.

 

 



Collies waren toen al een geliefd tentoonstellingsras. Het Haagse echtpaar v. Hattum, kennel "Scottish", doet met drie honden mee: twee in de competitie, en één ter opluistering.
Van die hond laat ik hier de inschrijving zien.
Volgens het tentoonstellingsreglement was het niet toegestaan om eerder behaalde prijzen op de bench van de hond op te hangen. Een eerder toegekend kampioenskruis mocht niet bij de keuring aan de halsband gedragen worden. Maar in de catalogus kreeg je de ruimte om wereldkundig te maken wat je hond tot nu toe behaald had.
De meeste inzenders van een al vaak bekroonde hond nemen niet de moeite om dat allemaal nog op te schrijven. "Prijzen: Vele" is dan de term. Maar soms is het wel leuk om even uit te pakken. Waarom deze hond 'ter opluistering' is ingeschreven, en niet meer aan de competitie deelneemt, zal wel duidelijk zijn met zo'n waslijst. (En zo zit hij de andere reu van dezelfde eigenaar niet meer in de weg..... Het is tevens een geweldige dekreu-advertentie natuurlijk. En zal vast voordeliger zijn geweest dan een hele pagina officiële advertentieruimte.)
We zien dat dit een Engelse import is die in eigen land al een indrukwekkende showcarrière achter de rug heeft. Hij zal niet goedkoop geweest zijn. Hoewel hij pas 4 jaar is, heeft hij al eens in de 'veteranenklas' meegedaan; ik neem aan dat dat is wat we nu kampioensklas noemen.
Paarklasse en Teamklasse, onderaan in de lijst, is trouwens wat nu respectievelijk koppel- en groepsklas heet.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


De Hollandse herders worden gekeurd door P. Drost. Hij is ook bekend als fokker "van Haarlem" kort- en langharen. Er is een mooie opkomst: 20 kortharen, 2 langharen, 6 ruwharen en verderop in de nestklasse (voor pups van alle rassen) 2 nesten korthaarpups. Ik moet het nog precies bekijken maar er is weer het een en ander nieuw bij voor het afstammingregister.


Bij binnenkomst vanochtend was er trouwens een verrassinkje. "We hebben iets voor je", en ik kreeg een dikke envelop, met een plakbriefje erop "voor Pauline. Vrijdag bibliotheek."
Wat was dit nu weer? Op de Nederlandse rassen-tentoonstelling van twee weken geleden waren niet alle uitgeloofde rozetten beschikbaar om uit te reiken. Die zouden worden nagestuurd. Jinte's tweede plaats in de veteranenklasse bleek ook goed te zijn voor een rozet. Dat is nog eens 'per bijzondere koerier bezorgd' :-)





31 juli  Het is 1882.

Zo'n 30 jaar eerder was er al een Nederlands tijdschrift voor jagers verschenen. Dat heeft het, met een paar titelwisselingen, ruim 10 jaar volgehouden en verdween toen weer van het toneel.
Nu verschijnt er dan weer een tijdschrift. Deze keer breder van opzet: het zal niet alleen over jacht gaan, maar ook over paardenrennen, roeien, zeilen, en wat zich verder maar aan activiteiten aandient.
"Nederlandsche Sport" heet het blad. In de kynologische bibliotheek in Amsterdam is een stapel ingebonden jaargangen aanwezig. Er staat geen naam van een eigenaar in; wie zou dit moois ooit geschonken hebben?

Wat doet een sportblad in een hondenbibliotheek? Nou, allereerst staat er veel over jacht in en dus vanzelf ook over jachthonden. Verder viel onder de noemer "hondensport" destijds vooral het fokken en tentoonstellen van diverse rassen. Daarover las je dus in sportbladen en sportrubrieken.

De georganiseerde kynologie begon toen vorm te krijgen. In België is juist de jachtvereniging St. Hubert opgericht. Die is al begonnen met het aanleggen van een stamboek; voor de komende zomer staan een tentoonstelling en fieldtrials gepland. Deze jachtvereniging is later uitgegroeid tor de Belgische kennelclub.
Ook in Hannover, Parijs, Londen en Den Haag staan tentoonstellingen op de rol. In Nederland worden die georganiseerd door de jagersvereniging Nimrod, die in 1874 was opgericht. Van de show in Den Haag publiceert het blad het vraagprogramma.
De rassen worden verdeeld in jachthonden en niet-jachthonden. In die tweede categorie wordt de Hollandsche herdershond apart genoemd. Die was dus toen al een vaste waarde op hondententoonstellingen, ook al werden er niet veel ingeschreven. De oprichting van de NHC kwam 16 jaar later.
Bij de gevraagde rassen vallen nog een paar rasnamen op: ruigharige terrier (welk ras zou dat nu zijn? waarschijnlijk niet de foxterrier, want die wordt apart genoemd) en Fik, groot en klein soort. Daar staat gelukkig een nadere uitleg bij: groot soort is gladharige terrier zwart en roodbruin, en klein soort is toy-terrier. Wat we tegenwoordig de Manchester en de English toy terrier noemen dus.
Er staat een hele lijst namen van de regelingscommissie bij. Daarvan komen de meesten niet meer voor in catalogi van ruim 20 jaar later, toen zich een vaste scene van tentoonstellingskynologen had ontwikkeld.

Over omgang met en verzorging van honden is altijd wel wat te schrijven. Wat de omgang betreft is er net een stap vooruit gemaakt: er is een boek verschenen "eene geheel nieuwe, methodisch geordende parforce-dressuur van den staanden hond, zonder slaan of mishandeling." Als dat iets nieuws was, mogen we hopen dat het door veel mensen gelezen is.

Een paar bladzijden verderop wordt ten sterkste aangeraden niet meer dan 4 pups bij een teef te laten en de rest meteen na de geboorte af te maken. Dit om te waarborgen dat de hondjes voldoende voeding binnenkrijgen, zich goed ontwikkelen en minder vatbaar zijn voor ziekten.
Als voedsel voor de moederhond wordt genoemd: volop gekookte melk, vlees met bouillon en vet spek. Daar lijkt me toch wat ruimte voor verbetering.

Uit het Engelse blad "the Field" wordt iets geciteerd over een jachtpartij van ruim een eeuw eerder, uit 1753 om precies te zijn. Toen was de Duitse keizer met een groepje mensen gaan jagen in Bohemen.
Na drie weken kon men de balans opmaken. Er was geschoten:
19 hertebokken
77 reebokken
10 wilde zwijnen
6 vossen
18.273 hazen
9499 fazanten
19.545 patrijzen
114 leeuweriken
353 kwartels
54 overig
totaal 47.950 dieren.

Het eerste wat ik denk is: wat déden ze daar dan mee. Ging het vlees in de ijskelder? Werd het gezouten en gerookt om te kunnen bewaren? Aan mensen uitgedeeld? Het gaat om ca. 2400 dode dieren per dag, dat is toch niet te verwerken? Ging het vooral om de lol van het schieten en werd het merendeel van de dode dieren gewoon gedumpt?
Ook vraag ik me af wat het voor de populaties betekent, als er zulke grote aantallen ineens verdwijnen.
De auteur van het artikel vraagt zich geen van beide af. Die heeft het alleen over mogelijke pijn in arm en schouder bij de jagers, door het vele schieten met een ouderwets geweer.

Het was duidelijk een blad voor de bovenlaag in de samenleving. Dat blijkt ook wel uit een fictieve dialoog tussen twee honden.
Spaniel van vage komaf: "Als ik me niet vergis ben ik in Vreeland geboren. Me vader is de hond van den kastelein en me moeder, zeggen ze, dat tegenwoordig voor de kar trekt bij Giele den Jood."
Uit Engeland geïmporteerde pointer: "Onze meesters zijn er op uit door doelmatige kruising, altijd onder ons eigen ras, een geslacht te kweeken dat van ouders op kinderen de tradities bewaart en zijn bloed rein houdt van de vermenging met het zwakke waterachtige bloed der slechtgevoede menigte."

(en hoezo was er een slechtgevoede menigte? Omdat de rijke heren zulke lage lonen betaalden..... De vroege geschiedenis van de kynologie is die van de haves, in een tijd met veel havenots.)



10 augustus Vandaag is de jubileumclubmatch van de Finse rasvereniging, maar daar ben ik niet naartoe gereisd. Voor het archief had ik er eigenlijk wel moeten zijn: ruim 90 honden doen mee, dat zie je niet elke dag bij elkaar. Wel thuis wat aan fotoverwerking gedaan: nieuw afgedrukte foto's bijgesneden, genummerd en in het register ingeschreven.

 

13 augustus Vanmiddag in de doka bijna zelf tot een plasje gesmolten. Warm! Maar het is goed gegaan. Zo'n 70 afdrukken erbij. Wat hier op de tafel ligt te drogen, is fotopapier van het merk Orwo "made in DDR" dus meer dan 35 jaar oud.

 

24 en 25 augustus In Duitsland voor de clubmatch en nestkeuring van de Duitse rasvereniging. Tientallen nieuwe honden op de foto. Verhaal staat hier: www.hollanderhuis.nl/reis824.htm

 

2 september  Hele avond in de doka en dan is dit de opbrengst. Kleinere foto's zijn voor in de albums en de grotere zijn nabestellingen.

 

 

9 september weer een bak vol                  

 

15 september  Clubmatch van de NHC in Utrecht. Verslagje:

Ook wij waren gisteren op de NHC-clubmatch. Het was weer een geslaagde dag.
Het weer zat mee: zonnig maar net niet te warm, en de bewolking die over kwam drijven heeft niets laten vallen.

80 inschrijvingen waaronder voornamelijk honden die ik al eerder voor de lens gekregen had. Ik kon dus rustig aan doen met fotograferen, en heb deze keer slechts 3 filmpjes volgeschoten. Daar staan voornamelijk pups op, en oudere honden waar ik al jeugdfoto's van had.

Het is altijd mooi om te zien dat Hollandse herders honden zijn die lang meegaan. Dat kwam ook deze keer weer tot uiting in de uitslagen: van de 6 kampioenen van de dag kwamen er twee uit de veteranenklas.
Beste langhaar werd van Sophars Hof Atseya Elise, die de dag erna 10 kaarsjes kon uitblazen. Haar dochter Chahlista kreeg het reserve-kampioenschap, en kleinzoon Elan werd beste langhaar reu. Mooi succes voor fokker Harrie Panken.
Bij de ruwharen werd volgens mij een record gevestigd: hier ging de kampioensprijs bij de teven naar de hond die tevens de oudste van de clubmatch was. Meike van de Zilverstroom, vorige maand 14 geworden, hoort niet meer goed maar verder nog zo kwiek als wat. Dat ze al zó oud is zou je haar niet meteen geven.
Ook bij de ruwharen was de kampioen reu een kleinzoon van de kampioen teef. Dit was Rafi's Joep van IJsselvliedt, hij werd beste ruwhaar.
Bij de kortharen wonnen twee bekende showhonden: reu Delay Yak my Sleeh Bonremo Vemsilumpa, en teef Xilke van het Pullenland. De laatste werd beste van de gehele match. Een hond die er voor mij steeds weer uitspringt door haar mooie houding.

Jinte kreeg 3 ZG in de veteranenklas en heeft het netjes gedaan in de ring.

Jammer genoeg viel het clubweekend van de Franse rasvereniging hier dit jaar mee samen. Dat heb ik dus moeten missen. Volgend jaar zijn de Nederlandse en de Franse clubmatch gelukkig weer in verschillende weekends.


 

17 september   en door met afdrukken maar weer, dit ligt dan de volgende ochtend gedroogd en wel op tafel.       

 

 

23 september Op stap geweest. Er was me nl. een aanbod gedaan:
"Ik heb hier nog fotoboeken van de honden liggen. Ik raak al op leeftijd en heb geen familie die hondenfoto's wil erven. Wil jij ze hebben voor het archief?"
Ja natuurlijk wilde ik dat. Dus zaterdag (21 sept.) naar Zeeland. Het was een genoeglijk bezoek, en ik vertrok met enkele albums in de rugzak. Het zijn honden die al in het archief stonden, maar dit is een mooie aanvulling, en als ze anders over een x-aantal jaar weggegooid zouden worden, is dit natuurlijk de betere optie!
Met Jinte, die ook mee was, nog wat rondgewandeld en weer naar huis toe. Zondag 22 de IGP-wedstrijd in Lelystad laten schieten. De dag kwam moeiteloos vol met diverse klusjes die zich anders maandag hadden opgehoopt. Vandaag dus de handen vrij voor een middag afdrukken..... anderhalve nieuwe film en een bestelling.

 

1 oktober  Het werd een latertje gisteren. Vroeg in de middag begonnen in de doka, en eenmaal klaar was het al donker. Jinte is beneden in haar mand voorbeeldig geduldig geweest, maar wilde toen (uiteraard) wel snel naar buiten. In het donker nog een klein uurtje gelopen in de buurt, volgens haar routeplan. Nou ja niet helemaal, ze had er nog wel een grotere wandeling van willen maken maar dat zag ik niet meer zitten.
Tja, zo moet de echte hond af en toe inschikken voor alle hondjes in het platte vlak... maar goed, dat moesten mijn vorige honden ook en die hebben het ook allemaal goed doorstaan.

Er ligt nog steeds een flinke stapel films om af te drukken, als ik zo doorga als nu loop ik die achterstand wel weer in. Ondertussen voel ik me schuldig dat ik te weinig aan huisbezoeken doe tussen de evenementen door, dat zou niet helemaal stil moeten liggen. De klok tikt door tenslotte.

Vandaag ben ik weer wat aan het afstammingsregister aan het doen. Daar komen steeds meer honden uit de oude tijd bij.
Niet alle informatie is in één keer duidelijk. Zoals ik het nu zie zijn Furette, Turette en Pierette dezelfde hond; ze komt meermalen als moederhond voor, en niet alle handschriften zullen even duidelijk zijn geweest. In diezelfde tijd was er ook een moederhond Purette, maar dat lijkt weer een andere hond te zijn. Daarover later hopelijk meer.
Furette presteert het trouwens om zowel bij de korthaar, ruwhaar, als bij de langhaar nakomelingen te hebben. Uit keurverslagen komt naar voren dat dat honden waren met een vacht die eigenlijk moeilijk in een van de bestaande variëteiten in te passen was.
De reu Prins van de Renkumsche Heide had ik al staan, en dacht de vorige keer een registernummer van hem te hebben gevonden. Dat kan ik nu weer wijzigen, er blijken nl. een Prins senior en junior te zijn. Ik heb junior nu als nieuwe hond ingevoerd. Dit komt doordat deelnemers aan tentoonstellingen niet iedere keer alle gegevens compleet invullen. Zo denk je dat je een hond al hebt en dan komt er toch weer iets nieuws bij.
Ook niet compleet ingevuld zijn de gegevens van Siera en Pax. Bij geen van beide staan de ouders vermeld; wel is de geboortedatum bekend, en dat is van allebei 4-10-1904. Bij Pax staat ook de naam van de fokker opgegeven. Is Siera dan uit hetzelfde nest? Ik heb een dik vermoeden van wel, maar heb ze vooralsnog als aparte nesten ingevoerd, wel met een aantekening erbij dat het waarschijnlijk broers zijn. Hopelijk doen ze op een latere show nog eens mee en wordt er dan meer over ze bekend.
De teef Loer had ik al eerder gezien en ingeschreven als moederhond van een nest uit 1904. Daarna wordt ze nog een keer genoemd als Hollandia's Loer; uit de context blijkt dat het om dezelfde hond gaat.
Nu hebben we hier de moeder van een nest uit 1903, die Soer heet. Het nest is gefokt door de meneer van kennel Hollandia. Is dit een verschrijving en is het de hond die we al als Loer kennen? Ik ga er voorzichtig van uit van wel, en heb het zo genoteerd, wel met aantekening erbij dat het misschien toch om een andere hond kan gaan.

Enzovoorts, enzovoorts. We zien dat er naast de mooie geautomatiseerde computerprogramma's voor stambomen ook plek is voor een tekstdocument-versie. Daar kun je immers gemakkelijk in aangeven welke informatie (nog) niet helemaal zeker is.
Naast de documenten in mijn tekstverwerker, met uitgebreidere aantekeningen, is er ook een webversie online, die is hier te vinden www.hollanderhuis.nl/stamboek.htm 

10 oktober  Onlangs was een hondenschilderij van Piet Mondriaan in het nieuws, dat dankzij een tip van mij wat preciezer gedateerd kon worden. Ook dit weer door het lezen van oude tentoonstellingscatalogi.  Op deze pagina wat meer over de sint-bernard op het schilderij en haar voorouders: www.hollanderhuis.nl/histisar.htm


14 oktober
 De hele middag geklust en er hangt weer het een en ander. Nog steeds foto's uit 2023 maar het komt goed. Dat deze thuiskiekjes van doezelende Jinte er tussen zaten (voorgrond), wist ik al niet eens meer.

Als ik de hele boel ooit aan een opvolger ga overdragen, horen daar natuurlijk ook de mappen met negatieven bij. Daar staan dus ook alle privéfoto's op..... die zitten zo hier en daar tussen de foto's voor het hondenarchief op hetzelfde filmpje. Tja, niet ideaal. Maar om voor de huis-, tuin- en keukenplaatjes die ik af en toe tussendoor maak, een apart fototoestel in gebruik te hebben, is ook zo wat.


 

18 oktober Stamboomonderzoek, je blijft er mee bezig. Ook van de week weer het een en ander aan gedaan. De tentoonstellingscatalogi, in de bibliotheek bij de Raad van Beheer aanwezig, vormen nog steeds een mooie bron van informatie.

We hadden al in het afstammingsregister een korthaarreu Sec. Zijn geboortedatum had ik als 14-6-1906 staan, maar heb dat nu gecorrisgeerd naar 1905. Hij deed namelijk op 8 juni 1906 al mee aan een tentoonstelling, en een week vóór je geboorte al aan een show meedoen gaat een beetje moeilijk.
Sec's ouders hadden we ook al: Fusch x Spits. Nu doet er op dezelfde tentoonstelling ook een reu Fuchs mee. Hij is bijna 2 jaar ouder dan Sec, en beide honden wonen in Tilburg, waar ook de tentoonstelling gehouden wordt. Zou híj misschien de vader van Sec kunnen zijn? Vandaag gespiekt in catalogi van 1907: ook daar doet Sec mee, zelfde registernummer dus zelfde hond, en ouders zijn Fuchs x Spits. Dus die "Fusch" kan uit het register gewist, en dat wordt Fuchs.
Daarmee zijn we er nog niet, want in ongeveer dezelfde tijd hebben we een tweede reu Sec, met als ouders Spits x Tubs. Zet de woorden Fuchs en Tubs eens naast elkaar...... als je Fuchs in een wat slordig handschrift schrijft, is het wel voor te stellen dat de zetter op een drukkerij het als Tubs leest.
Klein bezwaar is dan nog wel, dat Tubs de moederhond zou zijn, niet de vader. Misschien per ongeluk verwisseld? Even afwachten tot ik de inschrijving heb gevonden (laat die catalogus er dan aub zijn in de collectie......) waar Sec met ouders Spits x Tubs staat. Als hij hetzelfde registernummer heeft, is het toch wel dezelfde hond en kan ik het register wat opschonen. Dan is de tweede Sec dus een dubbele en kan eruit, en de reu Spits en de teef Tubs kunnen dan ook weg. Nog even afwachten of dat zo blijkt te zijn. In elk geval fijn dat er anno 1906-1907 al een 'register van hondennamen' was, waar alle honden die op tentoonstellingen meededen verplicht voor aangemeld moesten worden. Dat schept duidelijkheid of het wel of niet dezelfde hond is.

Er zijn in die vroege tijd veel honden die Spits heten, zowel reuen als teven. Ik ben er inmiddels toe overgegaan om achter de naam toe te voegen "vader / moeder van nest op die en die datum". Dan blijft het nog onduidelijk in hoeverre het om dezelfde hond kan gaan die meerdere nesten heeft gehad. Dat de nesten door verschillende fokkers zijn geproduceerd, zegt ook niet alles, want honden verwisselden nogal eens van eigenaar.

Nog iets over Spits x Tubs versus Fuchs x Spits: van oudsher is het gebruik om eerst de reu en dan de teef op te geven. In onze moderne tijd zien we soms dat mensen dat andersom doen. Vanuit een emancipatiegedachte wel te begrijpen, maar het wordt er niet overzichtelijker op, zeker niet met namen waaraan je het geslacht niet meteen kunt zien. Als je de ouders van je hond of je nest opgeeft: eerst de vader, dan de moeder. Het aantal pups in een nest: eerst de reutjes, dan de teefjes. In oudere bladen kom je vaak een aanduiding tegen als "nest 4-1", dat is een nest van 4 reuen en een teef.

En dan de langharen. De grote man in deze variëteit was de heer Drost te Haarlem, met zijn kennel "van Haarlem". In 1906 vertrok hij naar Amerika, keerde een tijdje later weer terug, en vertrok toen weer en nu voorgoed. Daarna waren er geen fokkers die zich gericht op deze variëteit toelegden.
Dat er in 1906 in Tilburg een nieuwe langhaar van onbekende afstamming mee komt doen, is dan ook een leuke verrassing. Heideveld, heet de hond. Dat zal vast niet zijn roepnaam geweest zijn, maar als je je hond dan toch in het register van hondennamen moet laten inschrijven, kun je er net zo goed iets moois van maken, zal de eigenaar hebben gedacht.
Keurmeester Clarion ziet er echter geen Hollandse herder in. Hij denkt meer aan een kruising van een bobtail of briard met iets ruwharigs. Vanuit onze tijd denk ik dan: zou het een schapendoes zijn geweest? Dat was toen nog geen kynologisch ras, de rasnaam bestond voor zover ik weet ook nog niet (die heeft Toepoel naar ik meen bedacht), maar het type hond was er natuurlijk wel.
Moet die er dan wel of niet bij in ons register? Ik heb hem er wel in gezet, aangezien hij al als "Hollandse herder" in het namenregister staat en op een tentoonstelling ingeschreven is. Dan is hij tenminste vindbaar voor wie hem nadien nog in een oude bron tegenkomt. Maar wel met de aantekening erbij dat de keurmeester er geen Hollander in ziet.
Zou hij ook in de Hollander-databases van Dogsglobal en Zooeasy toegevoegd moeten worden? Mmm... dat lijkt me eigenlijk niet zo nodig. Waarmee we weer zijn bij wat ik al eerder schreef: dat er naast die twee geavanceerde databases ook voor een 'platte tekst' versie plek onder de zon is.

 

11 november Nog wat "kynologie uit de oude doos", gedestilleerd uit mijn aantekeningen. Niet alleen wat de Hollandse herder betreft leveren oude tentoonstellingscatalogi heel wat op, ook over andere rassen kunnen we wat wijzer worden.
Zo is het aardig om te zien dat diverse rassen al (veel) eerder in ons land aanwezig waren, dan de officiële geschiedschrijving vermeldt.
De bearded collie, bijvoorbeeld. Daarvan begint de Nederlandse geschiedenis met een tweetal Engelse importen uit de jaren '50, een reu en een teef die samen een nest hebben gehad. Dit zouden de eerste honden in Nederland zijn geweest. Maar een halve eeuw eerder, in 1904 om precies te zijn, was er al een "Highland of bearded collie" genaamd Buff, geboren in 1902, ingeschreven op een tentoonstelling. Over haar eigenaar kan ik op internet vinden dat hij dominee was, in de bollenstreek woonde en een boek over narcissen heeft geschreven.
Samojeden zouden volgens de geschiedschrijving in 1924 hier zijn gekomen, toen mej. Dickhoff uit Hilversum een stel uit Engeland importeerde. Maar in 1907 was er al een reu die op tentoonstellingen meedeed, apart genoeg ook van iemand uit Hilversum.
Volgens het jubileumboek van de Welsh springer spanielclub begon het in Nederland met een teef geboren in 1908, die in het NHSB van 1911 als import staat ingeschreven. April 1906 doet er echter al een teef op een show mee, die in 1904 geboren is. Haar eigenaar fokte er in 1907 een nest mee, met een van zijn cockerspaniels als vader. Opmerkelijk is dat die reu eerst als cocker, en later als springer spaniel op tentoonstellingen werd ingeschreven!
Op diezelfde tentoonstelling in 1906 was ook een Ierse wolfshond aanwezig, eigendom van een Amsterdamse theaterdirecteur. Tien jaar later zou het echtpaar Toepoel honden importeren die doorgaans als de eerste worden aangemerkt.
Dit zijn honden die wel in het 'register van hondennamen' waren opgenomen, maar niet in het NHSB. Wie alleen daarin kijkt, mist dus het een en ander.
Ik vraag me af waar dat hele register is gebleven. Destijds werd het het register van Cynophilia genoemd. In latere publicaties heeft men het over het register van de Raad van Beheer. In 1907 is nummer 10.000 al gepasseerd en de hoogste registernummers die ik zo kan vinden, uit de jaren '60-'70, zijn in de 35.000. Het moet dus een omvangrijke boekhouding zijn geweest. Ik geloof niet dat ik in de boekenkamer van de Raad iets heb gezien dat het kan zijn; zal er eens naar vragen een volgende keer.


Augustus 1904 wordt een lijstje gepubliceerd van de dan bestaande kynologische verenigingen met het aantal leden. De twee grote zijn landelijke algemeen-kynologische verenigingen. Nimrod (in eerste instantie voor jagers opgericht, organiseerde ook hondententoonstellingen) met 283 leden. Het iets later opgerichte Cynophilia is de grootste met 385 leden.
Van de 5 lokale verenigingen (Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Venlo en Twente) varieert het ledental van 35 tot 70. Rasverenigingen werden toen "speciaalclubs" genoemd en daarvan zijn er 10. De NHC had toen 87 leden en 10 donateurs, en was daarmee de grootste speciaalclub van Nederland!
Een van de andere rassen met een speciaalclub was de sloughi, destijds slougui geschreven. Het ras is nu een zeldzaamheid in Nederland; op Dutch Dog Data is te vinden dat er in 2020 een nest is geboren, en in de jaren daarvoor en daarna af en toe een hond uit Duitsland is geïmporteerd.
Maar zo rond 1900-1905 was er een niet heel grote, maar toch bloeiende kring van liefhebbers met regelmatig een nest. Ik neem aan dat het uiteindelijk is doodgelopen toen de mogelijke combinaties van die honden onderling uitgeput waren. De stamouders waren van August Le Gras, die ze had meegenomen uit Noord-Afrika waar hij voor zijn werk als kunstschilder gewoond en gereisd had.
Honden uit het buitenland importeren was op zich niet bijzonder, met Engeland en Duitsland was levendig contact op kynologisch gebied. Maar honden uit Tunesië of Algerije halen was natuurlijk wat anders. Hoe kwam je in contact met bedouïnen die je een hond wilden verkopen? Door erheen te gaan, en daar ter plekke mensen te leren kennen. Het is te begrijpen dat niemand speciaal om aan een nieuwe sloughi te komen zoiets ging ondernemen. In de digitale krantenbank kon ik vermeldingen vinden van de slougui-club tot 1915, het jaar waarin Le Gras overleed.

En dan nog wat over de Hollandse herder. Seegers vindt het in zijn boek "Hondenrassen in Nederland" (1912) jammer dat enthousiaste mensen van het eerste uur inmiddels weer zijn afgehaakt. Soms kon dat niet anders, bijvoorbeeld in het geval van fokker/keurmeester Drost die naar de USA geëmigreerd is. Maar er zijn ook mensen geweest waarvan je kunt begrijpen dat ze gestopt zijn, en het is jammer dat het zo gelopen is.
Piet Wap is daar een van. Hij had kennel "van 't Gooi", deed regelmatig aan tentoonstellingen mee en fokte diverse nesten. Een foto van zijn teef Truus van 't Gooi is veel gebruikt als publiciteitsfoto voor het ras.
Op de tentoonstellingen was aanvankelijk graaf van Bylandt de vaste keurmeester voor het ras. In 1900 besloot men in de NHC het liefst de heer Havelaar, uit eigen gelederen, als keurmeester te zien. Dat was geen probleem, tot de zomer van 1901, toen er in Maastricht voor het eerst een tentoonstelling gehouden werd. Van Bylandt zou daar toch al diverse rassen keuren, en de organisatie besloot om hem deze keer dan ook weer de Hollandse herders te laten doen. Dat zal wel praktischer en goedkoper zijn geweest dan er iemand speciaal voor uit Rotterdam te laten komen.
Havelaar voelde zich gepasseerd en was woest. Hij vond daarvoor bijval in de NHC. Het kwam zelfs zo ver, dat de NHC een schrijven rondstuurde waarin tot boycot van deze tentoonstelling werd opgeroepen.
Daar was Wap het helemaal niet mee eens. We kennen zijn gedachten niet precies, maar Van Bylandt was een grote meneer in de kynologie en het idee dat je die vanuit je verontwaardiging ging boycotten, ging veel te ver. Wap en v. Bylandt zaten ook samen in organisatiecomités voor tentoonstellingen. Dus wat deed Wap: bedankte als lid van de NHC, schreef zijn Hollandse herders voor Maastricht in, zette ze daar meteen te koop, en ging verder met zijn andere twee rassen (Duitse dog en smoushond). De NHC had blijkbaar voor hem afgedaan.
Een andere fokker die al voor 1900 actief was, was G. Jochmann uit Utrecht. Hij deed met honden van uiteenlopende rassen mee aan shows, maar zijn basisras was toch wel de Hollandse herder. De tophond in zijn kennel "Wilhelmina's" was kampioen Diana, geboren eind 1900. Ze was moeder van meerdere nesten en won overal waar ze aan shows meedeed de 1e prijs.
Er wordt wel beweerd dat er te weinig eenheid in het keuren was, dat de uitslagen wisselend waren wat voor verwarring zorgde, maar dat viel dan toch eigenlijk wel mee. Met al die eerste prijzen gaven de keurmeesters in elk geval aan, dat deze hond het gewenste type liet zien.
Jochmann was dus een aantal jaren aardig succesvol, hij was ook een produktief fokker, en zover ik uit de catalogi kan opmaken stimuleerde hij zijn pupkopers ook om aan shows mee te doen.
Tot 1907. Toen had men in de NHC besloten de rasstandaard te wijzigen, waardoor honden met flinke witte aftekeningen (en daar waren er meerdere van) niet meer konden winnen. Diana, ben ik inmiddels achter, had een witte borst en witte sokken.....
Wat precies de motivatie achter deze raspuntenwijziging was? Wie zal het zeggen.....
In elk geval had Diana in dat jaar een andere baas, en zo te zien (moet nog verder lezen om het zeker te weten) kwam Jochmann alleen nog met zijn schipperke op shows. Zonde!

 

22 november Vandaag weer wat verder gelezen in oude catalogi. Augustus 1907, tentoonstelling Den Haag. Bij de Hollandse herders deed een korthaarteef mee waar geen precieze geboortedatum bij stond, alleen het jaar: 1893. Eh.... wàt.... dan is ze 14 jaar, klopt dat wel? Met even zoeken had ik de keurverslagen van die dag gevonden. Het jaar klopt wel, ze wordt omschreven als een stokoude hond met verblauwde ogen. "Ik heb altijd geleerd dat je ouderdom moet eren", schreef de keurmeester, "dus ik geef haar een Eervolle Vermelding."
Er hebben wel vaker bejaarde honden meegedaan op shows, maar als debuut (ze stond in de Beginnersklasse, voor honden die nog nooit een prijs hebben behaald) denk ik dat we met "Olive" wel onze recordhoudster hebben gevonden. Haar eigenares had ook een deerhound reu van 2 jaar ingeschreven, ik neem aan dat het showen in eerste instantie om hem ging en dat de herder voor de gezelligheid ook mee mocht.


Iets over de kwalificaties van die tijd. Het ons bekende Uitmuntend, Zeer Goed, etc. was er nog niet.
De beste honden kregen achtereenvolgens 1e prijs, 2e prijs, 3e prijs en Reserve. Als er 4 prijzen waren uitgeloofd was nr. 5 Reserve, dit was het predikaat voor de eerste hond die ná de uitgeloofde prijzen kwam. Was de kwaliteit van de honden niet al te hoog, dan kon de 1e en eventueel ook de 2e prijs worden ingehouden. Het kwam regelmatig voor dat een hond alleenstaand de 2e of 3e prijs kreeg, of dat 3 honden achtereenvolgens 2e, 3e en reserve kregen.
Van deze prijzen en de reserve kon er maar één per klasse worden toegekend.
Daarna kwamen, in aflopende volgorde: Zeer Eervolle Vermelding, Eervolle Vermelding en Vermelding. Hiervan konden er wel meerdere per klasse zijn.
En daar weer onder kwamen de honden die helemaal niets kregen. Keurmeesters konden best streng zijn in die tijd, een hond die naar inzien van de keurmeester een te storende fout had als bijv. slappe oren kreeg niets. "Kon ongelauwerd de ring verlaten", staat er dan. Olive is er waarschijnlijk nog genadiglijk afgekomen, maar eerbied voor grijze haren hoort er ook bij.

 

24 december De laatste bezoeken van dit jaar aan de kynologische bibliotheek zitten er weer op. Ook bij de Raad was men al in kerststemming: de bronzen honden in de gang droegen allebei een glittermuts en strik, en in de boekenkamer lag de voorraad kerstpakketten opgestapeld. Gelukkig niet voor de kast waar ik in moest zijn, dus ik kon gewoon verder met lezen.

Ook deze keer kon ik weer nieuwe Hollandse herders in het afstammingsregister invoeren. Het is mooi als je stukje bij beetje een hele familiestamboom ziet ontstaan. Zo had ik al eerder een korthaarnest gevonden uit 1902, met als ouders Spits en Spitske. Nu kwam aan het licht dat diezelfde Spitske (neem ik aan, ze is van dezelfde eigenaar) in 1906 nog een nest heeft gehad, met de bekende ruwhaar Jules als vader. Daaruit doen in 1907 twee jonge honden mee aan de show in Den Haag: de teef als korthaar en de reu als ruwhaar! Dat is wel makkelijk als je honden pas op latere leeftijd voor registratie hoeft in te schrijven: je kijkt hoeveel haar er op zit en aan de hand daarvan geef je de variëteit op. Vader Jules was een veel winnende ruwhaar die voor beide variëteiten is ingezet.
De teef Nadia kon op de korthaarpagina's dus aansluiten bij de al bekende familie. Haar ruwharige broer Stabeij bleek al in het register te staan. Voor hem is nl. later, als enige uit het nest, een NHSB-nummer aangevraagd. De in het stamboek erbij vermelde voorouders waren in het register al als ruwhaar ingevoerd; ik heb die daar nu uitgehaald en bij Stabeij vermeld dat zijn moeder kortharig is, en haar voorouders onder korthaar zijn te vinden. Aan de hand van de stamboekgegevens van Stabeij kon ik toen weer wat korthaar-puzzelstukjes verder leggen.

De langharige variëteit, van het begin af in de raspunten vermeld, had in die begintijd maar één fokker die zich hier speciaal op toelegde. Dat was meneer Drost uit Haarlem, met kennel "van Haarlem". Hij fokte zowel lang- als kortharen. In 1906 is hij naar de USA verhuisd, daarna nog korte tijd teruggeweest en toen definitief vertrokken. Een opvolger als reguliere langhaarfokker was er niet. Wel blijkt nu, dat in mei 1907 iemand nog een nest heeft gefokt met de langhaarteef Kwik van Haarlem. De vader, ook uit kennel van Haarlem afkomstig, is kortharig; ik heb het nest dus bij de kortharen ingevoerd, met een aantekening dat de moeder langharig is. De pups moeten allemaal drager van lang haar zijn geweest. Waardevolle honden als je het lange haar in de komende generaties in je ras wilt behouden, maar daar werd toen blijkbaar niet zo over nagedacht. De fokker zelf had er in elk geval geen grootse plannen mee; zowel moeder Kwik als de vier pups Bram, Troef, Mannetje en Dame staan voor een zacht prijsje te koop.


Niet alleen bij de Hollandse herders zijn de haarvariëteiten te combineren. Naast de ruwharige Duitse pinschers, dat is wat we nu schnauzer noemen, doen in Den Haag ook drie gladharige Duitse pinschers mee. Ze zijn grijs of peper en zout van kleur, en stammen af van honden uit de kennels 'Weiss' en 'Manchester' die we van de ruwharen kennen. Blijkbaar zaten er in ruwhaarnesten ook wat spaarzamer behaarde exemplaren, die dan als gladhaar mee konden doen. Kwam destijds vaker voor.

Bij de foxterriers doet een bijzonder familiegroepje mee: moeder en twee kinderen gladharig, de andere drie kinderen ruwharig. Vader zal dan ook wel een ruwhaar zijn geweest. Bij dit ras was zo'n combinest toen ook al een uitzondering.

En dan nog een andere vorm van combinatie. We kennen vandaag de dag het jachthondenras Griffon Korthals. Genoemd naar de schepper Eduard Korthals, die leefde van 1851 tot 1896. Hij liet bij zijn dood een stam honden achter die voor 'ras' kon doorgaan, en op negentiende-eeuwse tentoonstellingen is er dan ook een aparte categorie voor (Korthals-) griffons. Maar vanaf 1900 slaat bij de jachthondenmensen blijkbaar de twijfel toe, of het wel de moeite waard is om deze honden als apart ras te beschouwen. Ik heb mijn aantekeningen nog eens doorgelopen en vanaf 1900 zien we dat er óf aparte categorieën zijn voor stekelharige Duitse staande honden en Griffons, óf dat ze tezamen worden gekeurd onder de noemer Ruigharige staande honden. Het wisselt zo'n beetje per jaar of per half jaar. Het lijkt me toch bijzonder als het iedere keer een verrassing is onder welke rasnaam je hond deze keer kan meedoen. Anno 1907 schijnt men nu definitief besloten te hebben dat het "ruigharige staande honden" blijft. Wanneer de Griffons zich dan toch uiteindelijk weer gaan afsplitsen weet ik nog niet. Wie wel eens moeite heeft om het verschil tussen een griffon en een Duitse draadhaar te zien, bevindt zich in elk geval in goed gezelschap :-)

Twee weken later is er alweer een tentoonstelling, deze keer in een park in Baarn. Voor zover ik weet de enige keer dat in die plaats een tentoonstelling gehouden is. Het was op koninginnedag, dat viel toen op 31 augustus, en het leek een aantal kynologen wel aardig om ter verhoging van de feestvreugde ook een hondententoonstelling te houden. Het werd dus niet door een vereniging georganiseerd, dat kwam in die tijd wel vaker voor als het om shows "in de provincie" ging.

Bij de opsomming van te winnen prijzen staat een geldprijsje van f 2,50 voor de beste bullterrier reu. Dat was beschikbaar gesteld door W.F. Donath - de latere voedingsdeskundige, bij ons vooral bekend door zijn boek "Wat moet mijn hond eten". Hij was toen een jongen van 18 jaar. Later had hij met zijn vrouw een bekende greyhoundkennel, maar zo ver was het hier nog niet.

In die tijd waren er nog maar twee Nederlandse rassen die als erkend ras op tentoonstellingen kwamen: de Hollandse herder en de Hollandse smoushond. Ook voor de smoushond was er een eigen vereniging, en op iedere tentoonstelling waren er wel een paar, al bleef het meestal bij een bescheiden aantal. In Baarn woonden enkele fokkers en liefhebbers, en die hadden nu eens een thuiswedstrijd. Daar maakten ze dankbaar gebruik van: maar liefst 24 smouzen waren onder keurmeester Seegers ingeschreven, een record waar in de kynologische pers speciaal melding van werd gemaakt. En daarmee was het nog niet uit: in de nestklasse, voor pups tot 6 maanden, waren vier nesten aangemeld met bij elkaar 16 pups. Totaal 40 smoushonden aanwezig op deze tentoonstelling! Je vraagt je af hoe het dan toch kan dat er nadien zo de klad in gekomen is. In een persbericht uit 1925 wordt melding gemaakt van de oprichting van een nieuwe smoushondenclub; de oude was blijkbaar in de tussentijd ter ziele gegaan. Het ras is nadien geheel verdwenen en vanaf ca. 1975 uit diverse bastaardhondjes weer teruggefokt.

Verder bladerend komen we in de catalogus van die dag bij de ruwharige Duitse dwergpinschers. Dwergschnauzers, zeggen we tegenwoordig. Daar komen we een bijzondere vondst tegen: het teefje Jenny, uit Bram van Baarn x Aafke. Hoezo bijzonder? Nou, de beide ouders zijn... smoushonden. Bram van Baarn was een bekende dekreu. Bij de smoushondkeuringen van die dag deed moeder Aafke mee, en enkele honden uit haar andere nesten, en ook andere kinderen van Bram.
Uit eerdere keurverslagen viel te lezen dat Bram wel eens kinderen vererfde die te grijs van kleur waren, in plaats van het gewenste strogeel. Ik vermoed dat dat ook voor Jenny opging, en dat ze daarom als ruwharige pinscher geregistreerd is. Ze kreeg een Eervolle Vermelding, dat is geen hoge kwalificatie maar ze kon dus wel als pinscher meedoen.
Als ras dat aan de wieg van de smoushond heeft gestaan, wordt in de geschiedschrijving de ruwharige Duitse pinscher genoemd, en wel speciaal de gele exemplaren, die in Duitsland minder in trek waren dan de grijze. (Zie ook pagina www.hollanderhuis.nl/hist001.htm .)
En hier is dan bewijs dat ook het omgekeerde gebeurde: een smoushond van vermoedelijk een minder gewenste kleur, die bij de ruwharige pinschers ondergeschoven wordt.

  


Voor een passend plaatje bij dit verhaal hoefde ik niet ver te zoeken. Bram van Baarn, in Jan van Rheenen's rassengids "Wat is dat voor een hond" afgebeeld als voorbeeld van een smoushond. De vachtkleur lijkt wat met grijs doorschoten te zijn, jammer van de schaduwval. De oren werden destijds gecoupeerd.
De tweede foto toont de hele pagina uit het boek, met bovenaan een foto van twee dwergschnauzers. De ruwharige pinschers van zestig jaar eerder hadden nog niet zulke grote baarden.

Dit is de laatste aflevering van 'kynologie uit de oude doos' van dit jaar. In 2025 gaan we weer vrolijk verder. Fijne feestdagen allemaal!

 






 

 

terug naar pagina historie

 

terug naar pagina fotografie

 

terug naar hoofdpagina