Werken voor het archief
Honden fotograferen, oude boeken en tijdschriften lezen, en de foto's en gegevens verder verwerken. Dat alles tezamen is "werken voor het archief".
Wat is er zoal gedaan, en gevonden, in 2024? Lees het hier.
Zie ook de pagina dokablog 2024 voor de eerste helft van dit jaar.
27
maart Alweer een bak plaatjes, vanmiddag afgedrukt.
Ondertussen leveren oude boeken etc. ook van alles op. Zo is in een verslag over
een politiehondenwedstrijd uit 1911 te lezen over een Hollandse herder, die bij
het onderdeel speuren het spoor heel mooi volgde, maar uiteindelijk het
verstopte voorwerp niet opgroef, alleen maar liet merken dat zij aan het einde
van het spoor gekomen was. De keurmeester vond het nogal onbevredigend om haar
hiervoor 0 punten te moeten geven. Ze had toch goed werk laten zien, en kreeg nu
dezelfde 0 als een hond die niets van het speuren terecht had gebracht. Het
keuringsreglement mocht van hem wel worden aangepast. In de praktijk had de
geleider zelf wel het voorwerp van onder het laagje zand uitgehaald, in plaats
van te wachten tot de hond dat deed.
In een digitale krantenbank zocht ik vervolgens op namen van hond en geleider,
en kreeg tot mijn verrassing enkele krantenartikeltjes van de jaren daarna,
waarin zoekgeraakte portemonnaies worden opgespoord door de schrandere Rosa. De
mooiste zaak vind ik die waarin op aanwijzing van de hond een volgepakte
hooizolder wordt leeggehaald, en ja hoor, daar is de verloren portefeuille, diep
in de meters hooi. De eigenaar had meegeholpen met het hooi te laden en daarbij
de portefeuille verloren.
(Zo'n 110 jaar geleden kon je dus naar het politiebureau gaan en melden dat je
je portemonnaie verloren had, en dan kwam er een politieman met speurhond in
actie om het ding voor je te zoeken. Moet je tegenwoordig om komen.....)
In het afstammingsregister moet wellicht iets gewijzigd worden. We hadden daar
al Breston (Rode-Kruishond) geboren ca. 1910 uit de combinatie Ninus x Cora. In
het politiehondenblad uit 1911 komt deze hond meermalen voor. Hij combineerde de
functies van Rode Kruishond en politiehond, wat niet zo vanzelfsprekend is.
Beiden moeten mensen kunnen opsporen, maar een politiehond doet in eerste
instantie aan 'boeven vangen' en mag bijten als de persoon wil weglopen of zich
teveel beweegt. Dat wil je bij een hond die zieken en gewonden zoekt natuurlijk
niet. In een krantenartikel wordt dan ook gewaarschuwd tegen het vermengen van
die functies, en Breston wordt genoemd als uitzondering waarbij het goed gaat.
Het politiehondenblad noemt ook de eigenaar van Breston, en daarmee kon dan weer
in de krantendatabase gezocht. Het blijkt uit deze artikelen dat Breston in
augustus 1908 geboren is, en dus geen kind van Ninus kan zijn, deze is nl. óók
van augustus 1908. Bovendien wordt er gezegd dat Breston's afstamming onbekend
is. De heer Steijns, die zowel africhter als kynologisch keurmeester was,
vermoedde er een kruising van herdershond en Duitse dog in. Breston was 65 cm
hoog, voor die dagen een knoeper als we kijken naar de hoogtes van de honden die
destijds in het politiehondenstamboek werden ingeschreven. Die waren meestal zo
rond de 54-55 cm.
Ninus was een broer van de bekende tentoonstellingshond Katrijn. Als Breston
daar een kind van was, zou dat zeker zijn vermeld en zou hij niet zijn
uitgemaakt voor 'kruising'.
Ik laat het nog even zo staan in het register tot ik iets meer weet over waar
die vermelding "Ninus x Cora" dan vandaan komt. Of zou dat over een andere
Breston gaan?
Over honden met dezelfde naam gesproken: we kennen uit het standaardwerk van
Seegers een fotootje van de hond Germanicus, eigenaar de zojuist genoemde meneer
Steijns. In een ander boek staat een foto van Steijns met politiehond Frits. Nu
ben ik erachter dat Frits de roepnaam van Germanicus was. Is het dan dezelfde
hond, of heeft Steijns twee Frits-en gehad? Iets om in het achterhoofd te houden
bij verder lezen.
25 mei Ook vandaag weer uithuizig geweest in het kader
van #werkenvoorhetarchief . In Amsterdam, aan de Emmalaan. Me geïnstalleerd aan
de tafel bij het raam, gordijn omhoog voor beter licht, meneer Antal gedag
gezegd (in fotogedaante aanwezig bovenop een kast; de kynologische bibliotheek
was zijn idee), doos catalogi gepakt en weer een stukje verder gekomen.
Uit 1904 zijn er 5 tentoonstellingscatalogi in de bibliotheek. De Hollandse
herders worden 2 x gekeurd door hr. Drost (kennel van Haarlem, lang- en
korthaar) met resp. 39 en 24 honden. Die 39 was een clubtentoonstelling van de
NHC, waar ook een paar honden ter opluistering waren ingeschreven.
Op de andere 3 shows keurt de bekende kynoloog L. Seegers. Hij krijgt 28, 6 en 2
hollanders te keuren. Die 2 was op een kleine tentoonstelling, met 104 honden in
totaal. Hoe dan ook is het wel opvallend dat de grote aantallen op shows in de
Randstad komen, terwijl Arnhem en Venlo het met 6 en 2 Hollandse herders moeten
doen. Dat zegt niet zozeer iets over het daadwerkelijk voorkomen van het ras,
maar meer over de regio waarin men aan tentoonstellingen wil deelnemen.
Het ras heet afwisselend Nederlandsche en Hollandsche Herdershond. Uiteindelijk
heeft de benaming "Hollandse herder" het gewonnen; net wat vlotter uit te
spreken en door de alliteratie ook meer aansprekend. Maar in de tijd dat de NHC
werd opgericht was het net zo normaal om het een Nederlandse herder te noemen.
Ook in de benaming van de ruwharige variëteit was toen meer variatie. Bij de
show van april 1904 staat in de rasbeschrijving dat er kort-, lang- en ruwharige
honden onderscheiden worden. De NHC looft prijzen uit voor ruigharige. De
categorie heet Stekelharige. Kortom het werd alle drie door elkaar heen
gebruikt.
Daarbij kan nog opgemerkt worden, dat wat we nu als glad- en draadharige
foxterriers kennen, in die tijd kort- en stekelharig werd genoemd. Draadharige
Duitse staande honden heetten toen ruigharig.
Voor zover er kleuren bij vermeld staan, zijn Hollandse herders meestal
gestroomd van kleur, maar ook is menige hond geel of voskleurig. Die halen net
zo goed prijzen en een enkele is zelfs kampioen. Twee honden zijn bont (benieuwd
hoeveel wit dat dan geweest was) en in augustus 1904 doet een muiskleurige
korthaar mee, die niet bekroond wordt. Zou dat een blauwe zijn geweest?
"Blauw" bij de korthaar is verdund zwart pigment, waarbij ook de neus wat
lichter van kleur is. "Blauw" bij de ruwhaar kan dat ook zijn, maar duidt vaker
een gewoon zwartgepigmenteerde hond met een wat lichtere vachtkleur aan.
Met de korthaarreu Pan heb ik te doen. In januari komt hij op de tentoonstelling
als eigendom van zijn fokker, hr. Steijns uit Roosendaal. Dat was indertijd een
bekende persoon in het ras, hij was later ook keurmeester. Pan stond daar niet
te koop, maar blijkbaar wilde Steijns hem toch wel kwijt. Want in april heeft
hij een nieuwe baas, een meneer uit Amsterdam. Die is blijkbaar niet geheel
tevreden over zijn nieuwe aanwinst: Pan staat te koop voor f 50. Destijds waren
tentoonstellingen ook voor een deel verkoopbeurzen. Weer twee maanden later, in
juni, is Pan van een andere Amsterdamse meneer, waar hij ook niet schijnt te
bevallen want hij hoeft nu nog maar f 30 op te brengen. Drie bazen in een half
jaar tijd, en op zoek naar de vierde. Zou hij uiteindelijk een blijvend tehuis
gevonden hebben?
De hoofdmoot op een hondententoonstelling is natuurlijk de honden. Daarnaast
werden er destijds ook wel prijzen uitgereikt voor diverse categorieën
voorwerpen. Dat konden hondenverzorgingsproducten zijn, of voeders, maar ook
zaken die wat minder met honden te maken hadden. In Arnhem bevat de categorie
"Alle andere sportartikelen" het volgende allegaartje: sportschoenen,
sportartikelen, orchestrion (soort speeldoos), houtsnijwerk, landbouw- en
sportartikelen, sigaren. Uit de advertenties achterin de catalogus blijkt dat
het vooral om plaatselijke bedrijven ging, oftewel "koopt bij onze sponsors".
Naamgeving van honden, je kunt het simpel houden of er je creativiteit op
loslaten. Dat laatste heeft meneer Kramer uit Arnhem zeker gedaan. Het door hem
gefokte nest pointerpups heeft ook allemaal namen gekregen die met een K
beginnen: Karel, Klopstock, Keizer, Koning, Kwebbel, Kwast, Kwalinde, Kwaakster,
Kaatje en Kabautertje. Zouden zijn kinderen mee hebben mogen doen met namen
verzinnen?
De nestklasse, onderverdeeld in pups tot 8 weken en van 2 tot 6 maanden, bestond
vooral uit hondjes die te koop waren. Voor pups werd doorgaans een stuk minder
gevraagd dan voor een volwassen hond. Dat is nu net andersom. Daarbij moeten we
wel bedenken dat de nu gangbare inentingen tegen hondenziekte etc. er nog niet
waren of in de kinderschoenen stonden. Het risico om een jong hondje hieraan te
verliezen was groter dan bij een volwassen hond die al meer weerstand had
opgebouwd.
Sommige fokkers vragen voor teefjes een iets lager bedrag dan voor reutjes. Dat
is nog jaren zo geweest, in advertenties uit de jaren '20 kom je dat ook tegen.
De reden hiervoor zal wel zijn, dat honden toen veel vaker vrij op straat
mochten rondlopen. Om dan een loopse teef uit te moeten laten is geen sinecure.
Daar zullen veel mensen tegenop hebben gezien, en misschien trok een wat lagere
prijs ze dan toch over de streep.
Er zijn weer diverse honden bijgekomen voor in het afstammingsregister; dat ga
ik de komende week thuis verder uitwerken.
Misschien weet iemand nog een bibliotheek of archief waar de volgende catalogi
te vinden zijn:
1902: tentoonstellingen in Den Haag, Venlo en Utrecht. Die laatste was in juni
en werd georganiseerd door de vereniging Nimrod. toevoeging achteraf: die in
Den Haag wordt niet meer gezocht.
1903: Haarlem (24-25 januari) en Middelburg (precieze datum onbekend, was
gecombineerd met pluimveetentoonstelling, lokatie: Schuttershof).
31 mei Ook vandaag weer in de bibliotheek in
Amsterdam geweest. Voortgang: de tentoonstellingscatalogus uit mei 1905
uitgelezen waar ik vorige week in begonnen was.
Hollandse herders hebben een redelijke inschrijving van 14 stuks: 9 korthaar, 1
langhaar en 4 ruwhaar.
Bij de chow-chows zijn deze keer meerdere honden ingeschreven, vijf
stuks. De reu Chinaman, die hier ook weer meedoet, is dan al enige jaren een
bekende tentoonstellingshond. Gewoonlijk is hij de enige vertegenwoordiger van
het ras.
Een ander ras waar er voorzichtig aan wat meer van komen, is de Duitse herder.
De teef Herkulesse verschijnt sinds eind 19e eeuw regelmatig op
tentoonstellingen en staat meestal alleen. Haar eigenaar, de heer Franken uit
Amsterdam, koopt er later een reu bij uit een bekende Duitse kennel, Lux von der
Krone. In 1904 fokt hij een nest met als vader een andere reu: Fuchs von der
Krone.
Augustus 1904 doen 3 pups uit dit nest mee in de Nestklasse, en in 1905 komt de
reu Joachim uit in Amsterdam.
Meneer Franken had in de Kalverstraat in Amsterdam een vleeswarenhandel. Iets
meer over hem staat hier
http://www.cpvanderlaan.nl/stamboom/people.php?person=04082 Dat hij
een van de eerste Duitse herder-fokkers van Nederland geweest is staat er niet
bij.
Die reu Joachim was van iemand die later een heel bekende naam in de kynologie
zou worden: P.M.C. Toepoel. Er staat me bij dat hij het in zijn boeken wel eens
over een Duitse herder Jochem heeft gehad, dat zal deze hond dan zijn.
Toepoel was toen een jonge man, hij zou later dat jaar 24 worden. De Toepoels
deden al een paar jaar mee met een Schipperke teefje, Neeltje. Die was eigendom
van zijn moeder. Neeltje was niet echt een hoogvlieger op showgebied, maar de
familie Toepoel vond showen blijkbaar gewoon leuk.
Ook Neeltje was gefokt door iemand uit Amsterdam, nl. Louise van Lom. Zij had
samen met haar vader, Gerard van Lom, een kennel annex hondenpension "het
Torentje". Onlangs zocht ik op de kaart eens op waar zij nu precies gevestigd
waren, en tot mijn verrrassing bleek Amstelveenseweg 225 op de route te liggen
die de bus rijdt van station Zuid naar de RvB. Vanochtend maar eens aandachtig
uit het raam gekeken onderweg! Nr. 225 bleek een appartement te zijn in een hele
rij appartementsgebouwen van een paar etages hoog. Daar kan toch geen grote
kennel zitten? Eens op het bouwjaar gegoogeld en inderdaad, in de jaren '10 en
'20 van de vorige eeuw is het allemaal volgebouwd daar. Of de eermalige nr. 225
wel op dezelfde plek lag als de huidige 225 is ook maar de vraag. Hoe dan ook is
dit stukje Amsterdam inmiddels onherkenbaar veranderd:
https://archief.amsterdam/beeldbank/detail/fbd56e83-f129-6a30-074b-74b45ed80dc7
Er deed ook een Norfolk spaniel mee. Volgens Wikipedia is dit sinds 1903 geen
bestaand ras meer maar opgegaan in de Engelse springer spaniel. Dat is in
Nederland blijkbaar pas later doorgedrongen. Een ander ras dat meedoet is
Springers, dus zonder 'spaniel' erachter. Daar zijn er drie van, alle drie
bruinbont van kleur.
Boxers en Boston terriers, die eerst onder één noemer stonden, zijn nu twee
aparte rassen. Voor de boxers is inmiddels ook een vereniging opgericht (1904)
die nu nog steeds bestaat. Datzelfde geldt voor de teckels, die sinds 1903 een
zelfstandige vereniging hebben. Daarvóór was er een gecombineerde Basset- en
Teckelclub.
Dwergschnauzers heetten toen nog ruwharige Duitse dwergpinschers. Er zijn hier 6
ingeschreven, met de volgende kleuren: 2 x zwart met gele aftekening, 1 x rood
en 1 x bruin, 1 x geel gestroomd en 1 x peper en zout. Alleen die laatste is nu
nog een normale kleur voor dwergschnauzers; opvallend dat het merendeel toen
kleuren had die we vandaag de dag nog bij de kortharige dwergpinschers
tegenkomen.
Affenpinschers hadden toen ook andere kleuren dan nu. Ik ken ze alleen maar in
zwart, maar toentertijd deden er regelmatig rode en gele mee. Op deze show zijn
er 2 rode en 1 peper en zout. Het roept bij mij de vraag op in hoeverre al die
kleine ruige hondjes (dwergschnauzer, affenpinscher, kleine griffonnetjes,
smoushond) van dezelfde oorsprong zijn.
Tot zover maar even. Het zal duidelijk zijn waarom er nogal wat tijd in gaat
zitten om het allemaal te lezen.
28 juni Ook vandaag weer een bezoek aan de
kynologische bibliotheek gebracht.
In een vorig bericht had ik al eens een oproepje gedaan, wie bepaalde
tentoonstellingscatalogi die bij de Raad ontbreken, voor me wist te vinden. Nou,
de catalogus van de tentoonstelling in Den Haag, augustus 1902, is terecht. Die
bleek nl. wel degelijk in het bezit van de Raad te zijn, alleen niet in de doos
bij de andere catalogi, maar in de kast met antieke boeken waar ik de vorige
keer eens een blik in wierp. Vandaag in begonnen met lezen.
De tentoonstelling werd georganiseerd door de Nederlandsche Terrier-Club, die in
1899 was opgericht en nu niet meer bestaat. Het was de eerste keer dat deze club
een show organiseerde, maar aangezien er vele 'oude rotten' in het bestuur te
vinden zijn zal het niet al te ingewikkeld voor ze zijn geweest.
Openingstijden: zaterdag van half 10 's ochtends, dan beginnen de keurmeesters
ook met keuren, tot... half 11 's avonds. Zondag van half 10 tot 6. Wat zal
iedereen gaar geweest zijn na afloop... Die lange openingstijden zijn omdat je
toen niet alleen voor de keuring kwam, maar ook om je hond aan het publiek te
laten zien. De tweede dag werd er niet gekeurd, dat was op zaterdag al gebeurd,
het was dan alleen kijkdag voor bezoekers. Hierbij moet niet vergeten worden dat
een tentoonstelling destijds ook voor een deel een verkoopbeurs was; zowel
volwassen honden als jonge pups had je daar letterlijk voor het uitzoeken.
Fokkers die een heel nest kwijt moesten, zullen wel blij met een extra kijkdag
zijn geweest.
De toegangsprijzen variëren; wie zaterdagochtend komt en de keuringen kan
bijwonen, betaalt meer dan iemand die na de keuringen komt en de honden alleen
op de benches ziet zitten.
Sommige rassen waren toen al populair en nu nog steeds; andere zien we nu meer
of juist minder. Tegenwoordig is een tentoonstelling ondenkbaar zonder een
flinke inzending Golden- en Labrador retrievers. Destijds waren die er nog niet
in Nederland; wel doen hier twee retrievers met golvend haar mee, en twee dito
met kroeshaar. De huidige flatcoat en curlycoat dus.
Koordpoedels kennen we nu alleen nog als rariteit van oude plaatjes. Op deze
show doen er drie mee, en twee kroespoedels.
Collies waren toen al een geliefd tentoonstellingsras. Het Haagse echtpaar v.
Hattum, kennel "Scottish", doet met drie honden mee: twee in de competitie, en
één ter opluistering.
Van die hond laat ik hier de inschrijving zien.
Volgens het tentoonstellingsreglement was het niet toegestaan om eerder behaalde
prijzen op de bench van de hond op te hangen. Een eerder toegekend
kampioenskruis mocht niet bij de keuring aan de halsband gedragen worden. Maar
in de catalogus kreeg je de ruimte om wereldkundig te maken wat je hond tot nu
toe behaald had.
De meeste inzenders van een al vaak bekroonde hond nemen niet de moeite om dat
allemaal nog op te schrijven. "Prijzen: Vele" is dan de term. Maar soms is het
wel leuk om even uit te pakken. Waarom deze hond 'ter opluistering' is
ingeschreven, en niet meer aan de competitie deelneemt, zal wel duidelijk zijn
met zo'n waslijst. (En zo zit hij de andere reu van dezelfde eigenaar niet meer
in de weg..... Het is tevens een geweldige dekreu-advertentie natuurlijk. En zal
vast voordeliger zijn geweest dan een hele pagina officiële advertentieruimte.)
We zien dat dit een Engelse import is die in eigen land al een indrukwekkende
showcarrière achter de rug heeft. Hij zal niet goedkoop geweest zijn. Hoewel hij
pas 4 jaar is, heeft hij al eens in de 'veteranenklas' meegedaan; ik neem aan
dat dat is wat we nu kampioensklas noemen.
Paarklasse en Teamklasse, onderaan in de lijst, is trouwens wat nu
respectievelijk koppel- en groepsklas heet.
De Hollandse herders worden gekeurd door P. Drost. Hij is ook bekend als fokker
"van Haarlem" kort- en langharen. Er is een mooie opkomst: 20 kortharen, 2
langharen, 6 ruwharen en verderop in de nestklasse (voor pups van alle rassen) 2
nesten korthaarpups. Ik moet het nog precies bekijken maar er is weer het een en
ander nieuw bij voor het afstammingregister.
Bij binnenkomst vanochtend was er trouwens een verrassinkje. "We hebben iets
voor je", en ik kreeg een dikke envelop, met een plakbriefje erop "voor Pauline.
Vrijdag bibliotheek."
Wat was dit nu weer? Op de Nederlandse rassen-tentoonstelling van twee weken
geleden waren niet alle uitgeloofde rozetten beschikbaar om uit te reiken. Die
zouden worden nagestuurd. Jinte's tweede plaats in de veteranenklasse bleek ook
goed te zijn voor een rozet. Dat is nog eens 'per bijzondere koerier bezorgd'
:-)
31 juli Het is 1882.
Zo'n 30 jaar eerder was er al een Nederlands tijdschrift voor jagers verschenen.
Dat heeft het, met een paar titelwisselingen, ruim 10 jaar volgehouden en
verdween toen weer van het toneel.
Nu verschijnt er dan weer een tijdschrift. Deze keer breder van opzet: het zal
niet alleen over jacht gaan, maar ook over paardenrennen, roeien, zeilen, en wat
zich verder maar aan activiteiten aandient.
"Nederlandsche Sport" heet het blad. In de kynologische bibliotheek in Amsterdam
is een stapel ingebonden jaargangen aanwezig. Er staat geen naam van een
eigenaar in; wie zou dit moois ooit geschonken hebben?
Wat doet een sportblad in een hondenbibliotheek? Nou, allereerst staat er veel
over jacht in en dus vanzelf ook over jachthonden. Verder viel onder de noemer
"hondensport" destijds vooral het fokken en tentoonstellen van diverse rassen.
Daarover las je dus in sportbladen en sportrubrieken.
De georganiseerde kynologie begon toen vorm te krijgen. In België is juist de
jachtvereniging St. Hubert opgericht. Die is al begonnen met het aanleggen van
een stamboek; voor de komende zomer staan een tentoonstelling en fieldtrials
gepland. Deze jachtvereniging is later uitgegroeid tor de Belgische kennelclub.
Ook in Hannover, Parijs, Londen en Den Haag staan tentoonstellingen op de rol.
In Nederland worden die georganiseerd door de jagersvereniging Nimrod, die in
1874 was opgericht. Van de show in Den Haag publiceert het blad het
vraagprogramma.
De rassen worden verdeeld in jachthonden en niet-jachthonden. In die tweede
categorie wordt de Hollandsche herdershond apart genoemd. Die was dus toen al
een vaste waarde op hondententoonstellingen, ook al werden er niet veel
ingeschreven. De oprichting van de NHC kwam 16 jaar later.
Bij de gevraagde rassen vallen nog een paar rasnamen op: ruigharige terrier
(welk ras zou dat nu zijn? waarschijnlijk niet de foxterrier, want die wordt
apart genoemd) en Fik, groot en klein soort. Daar staat gelukkig een nadere
uitleg bij: groot soort is gladharige terrier zwart en roodbruin, en klein soort
is toy-terrier. Wat we tegenwoordig de Manchester en de English toy terrier
noemen dus.
Er staat een hele lijst namen van de regelingscommissie bij. Daarvan komen de
meesten niet meer voor in catalogi van ruim 20 jaar later, toen zich een vaste
scene van tentoonstellingskynologen had ontwikkeld.
Over omgang met en verzorging van honden is altijd wel wat te schrijven. Wat de
omgang betreft is er net een stap vooruit gemaakt: er is een boek verschenen
"eene geheel nieuwe, methodisch geordende parforce-dressuur van den staanden
hond, zonder slaan of mishandeling." Als dat iets nieuws was, mogen we hopen dat
het door veel mensen gelezen is.
Een paar bladzijden verderop wordt ten sterkste aangeraden niet meer dan 4 pups
bij een teef te laten en de rest meteen na de geboorte af te maken. Dit om te
waarborgen dat de hondjes voldoende voeding binnenkrijgen, zich goed ontwikkelen
en minder vatbaar zijn voor ziekten.
Als voedsel voor de moederhond wordt genoemd: volop gekookte melk, vlees met
bouillon en vet spek. Daar lijkt me toch wat ruimte voor verbetering.
Uit het Engelse blad "the Field" wordt iets geciteerd over een jachtpartij van
ruim een eeuw eerder, uit 1753 om precies te zijn. Toen was de Duitse keizer met
een groepje mensen gaan jagen in Bohemen.
Na drie weken kon men de balans opmaken. Er was geschoten:
19 hertebokken
77 reebokken
10 wilde zwijnen
6 vossen
18.273 hazen
9499 fazanten
19.545 patrijzen
114 leeuweriken
353 kwartels
54 overig
totaal 47.950 dieren.
Het eerste wat ik denk is: wat déden ze daar dan mee. Ging het vlees in de
ijskelder? Werd het gezouten en gerookt om te kunnen bewaren? Aan mensen
uitgedeeld? Het gaat om ca. 2400 dode dieren per dag, dat is toch niet te
verwerken? Ging het vooral om de lol van het schieten en werd het merendeel van
de dode dieren gewoon gedumpt?
Ook vraag ik me af wat het voor de populaties betekent, als er zulke grote
aantallen ineens verdwijnen.
De auteur van het artikel vraagt zich geen van beide af. Die heeft het alleen
over mogelijke pijn in arm en schouder bij de jagers, door het vele schieten met
een ouderwets geweer.
Het was duidelijk een blad voor de bovenlaag in de samenleving. Dat blijkt ook
wel uit een fictieve dialoog tussen twee honden.
Spaniel van vage komaf: "Als ik me niet vergis ben ik in Vreeland geboren. Me
vader is de hond van den kastelein en me moeder, zeggen ze, dat tegenwoordig
voor de kar trekt bij Giele den Jood."
Uit Engeland geïmporteerde pointer: "Onze meesters zijn er op uit door
doelmatige kruising, altijd onder ons eigen ras, een geslacht te kweeken dat van
ouders op kinderen de tradities bewaart en zijn bloed rein houdt van de
vermenging met het zwakke waterachtige bloed der slechtgevoede menigte."
(en hoezo was er een slechtgevoede menigte? Omdat de rijke heren zulke lage
lonen betaalden..... De vroege geschiedenis van de kynologie is die van de
haves, in een tijd met veel havenots.)
10 augustus Vandaag is de jubileumclubmatch van de Finse
rasvereniging, maar daar ben ik niet naartoe gereisd. Voor het archief had ik er
eigenlijk wel moeten zijn: ruim 90 honden doen mee, dat zie je niet elke dag bij
elkaar. Wel thuis wat aan fotoverwerking gedaan: nieuw afgedrukte foto's
bijgesneden, genummerd en in het register ingeschreven.
13 augustus Vanmiddag in de doka bijna zelf tot een plasje gesmolten. Warm! Maar het is goed gegaan. Zo'n 70 afdrukken erbij. Wat hier op de tafel ligt te drogen, is fotopapier van het merk Orwo "made in DDR" dus meer dan 35 jaar oud.
24 en 25 augustus In Duitsland voor de clubmatch en nestkeuring van de Duitse rasvereniging. Tientallen nieuwe honden op de foto. Verhaal staat hier: www.hollanderhuis.nl/reis824.htm
2 september Hele avond in de doka en dan is dit de opbrengst. Kleinere foto's zijn voor in de albums en de grotere zijn nabestellingen.
9 september weer een bak vol
15 september Clubmatch van de NHC in Utrecht. Verslagje:
Ook wij waren gisteren op de NHC-clubmatch. Het was weer een geslaagde dag.
Het weer zat mee: zonnig maar net niet te warm, en de bewolking die over kwam
drijven heeft niets laten vallen.
80 inschrijvingen waaronder voornamelijk honden die ik al eerder voor de lens
gekregen had. Ik kon dus rustig aan doen met fotograferen, en heb deze keer
slechts 3 filmpjes volgeschoten. Daar staan voornamelijk pups op, en oudere
honden waar ik al jeugdfoto's van had.
Het is altijd mooi om te zien dat Hollandse herders honden zijn die lang
meegaan. Dat kwam ook deze keer weer tot uiting in de uitslagen: van de 6
kampioenen van de dag kwamen er twee uit de veteranenklas.
Beste langhaar werd van Sophars Hof Atseya Elise, die de dag erna 10 kaarsjes
kon uitblazen. Haar dochter Chahlista kreeg het reserve-kampioenschap, en
kleinzoon Elan werd beste langhaar reu. Mooi succes voor fokker Harrie Panken.
Bij de ruwharen werd volgens mij een record gevestigd: hier ging de
kampioensprijs bij de teven naar de hond die tevens de oudste van de clubmatch
was. Meike van de Zilverstroom, vorige maand 14 geworden, hoort niet meer goed
maar verder nog zo kwiek als wat. Dat ze al zó oud is zou je haar niet meteen
geven.
Ook bij de ruwharen was de kampioen reu een kleinzoon van de kampioen teef. Dit
was Rafi's Joep van IJsselvliedt, hij werd beste ruwhaar.
Bij de kortharen wonnen twee bekende showhonden: reu Delay Yak my Sleeh Bonremo
Vemsilumpa, en teef Xilke van het Pullenland. De laatste werd beste van de
gehele match. Een hond die er voor mij steeds weer uitspringt door haar mooie
houding.
Jinte kreeg 3 ZG in de veteranenklas en heeft het netjes gedaan in de ring.
Jammer genoeg viel het clubweekend van de Franse rasvereniging hier dit jaar
mee samen. Dat heb ik dus moeten missen. Volgend jaar zijn de Nederlandse en de
Franse clubmatch gelukkig weer in verschillende weekends.
17 september en door met afdrukken maar weer, dit ligt dan de volgende ochtend gedroogd en wel op tafel.
23 september Op stap geweest. Er was me nl. een aanbod
gedaan:
"Ik heb hier nog fotoboeken van de honden liggen. Ik raak al op leeftijd en heb
geen familie die hondenfoto's wil erven. Wil jij ze hebben voor het archief?"
Ja natuurlijk wilde ik dat. Dus zaterdag (21 sept.) naar Zeeland. Het was een
genoeglijk bezoek, en ik vertrok met enkele albums in de rugzak. Het zijn honden
die al in het archief stonden, maar dit is een mooie aanvulling, en als ze
anders over een x-aantal jaar weggegooid zouden worden, is dit natuurlijk de
betere optie!
Met Jinte, die ook mee was, nog wat rondgewandeld en weer naar huis toe. Zondag
22 de IGP-wedstrijd in Lelystad laten schieten. De dag kwam moeiteloos vol met
diverse klusjes die zich anders maandag hadden opgehoopt. Vandaag dus de handen
vrij voor een middag afdrukken..... anderhalve nieuwe film en een bestelling.
1 oktober Het werd een latertje gisteren. Vroeg in de
middag begonnen in de doka, en eenmaal klaar was het al donker. Jinte is beneden
in haar mand voorbeeldig geduldig geweest, maar wilde toen (uiteraard) wel snel
naar buiten. In het donker nog een klein uurtje gelopen in de buurt, volgens
haar routeplan. Nou ja niet helemaal, ze had er nog wel een grotere wandeling
van willen maken maar dat zag ik niet meer zitten.
Tja, zo moet de echte hond af en toe inschikken voor alle hondjes in het platte
vlak... maar goed, dat moesten mijn vorige honden ook en die hebben het ook
allemaal goed doorstaan.
Er ligt nog steeds een flinke stapel films om af te drukken, als ik zo doorga
als nu loop ik die achterstand wel weer in. Ondertussen voel ik me schuldig dat
ik te weinig aan huisbezoeken doe tussen de evenementen door, dat zou niet
helemaal stil moeten liggen. De klok tikt door tenslotte.
Vandaag ben ik weer wat aan het afstammingsregister aan het doen. Daar komen
steeds meer honden uit de oude tijd bij.
Niet alle informatie is in één keer duidelijk. Zoals ik het nu zie zijn Furette,
Turette en Pierette dezelfde hond; ze komt meermalen als moederhond voor, en
niet alle handschriften zullen even duidelijk zijn geweest. In diezelfde tijd
was er ook een moederhond Purette, maar dat lijkt weer een andere hond te zijn.
Daarover later hopelijk meer.
Furette presteert het trouwens om zowel bij de korthaar, ruwhaar, als bij de
langhaar nakomelingen te hebben. Uit keurverslagen komt naar voren dat dat
honden waren met een vacht die eigenlijk moeilijk in een van de bestaande
variëteiten in te passen was.
De reu Prins van de Renkumsche Heide had ik al staan, en dacht de vorige keer
een registernummer van hem te hebben gevonden. Dat kan ik nu weer wijzigen, er
blijken nl. een Prins senior en junior te zijn. Ik heb junior nu als nieuwe hond
ingevoerd. Dit komt doordat deelnemers aan tentoonstellingen niet iedere keer
alle gegevens compleet invullen. Zo denk je dat je een hond al hebt en dan komt
er toch weer iets nieuws bij.
Ook niet compleet ingevuld zijn de gegevens van Siera en Pax. Bij geen van beide
staan de ouders vermeld; wel is de geboortedatum bekend, en dat is van allebei
4-10-1904. Bij Pax staat ook de naam van de fokker opgegeven. Is Siera dan uit
hetzelfde nest? Ik heb een dik vermoeden van wel, maar heb ze vooralsnog als
aparte nesten ingevoerd, wel met een aantekening erbij dat het waarschijnlijk
broers zijn. Hopelijk doen ze op een latere show nog eens mee en wordt er dan
meer over ze bekend.
De teef Loer had ik al eerder gezien en ingeschreven als moederhond van een nest
uit 1904. Daarna wordt ze nog een keer genoemd als Hollandia's Loer; uit de
context blijkt dat het om dezelfde hond gaat.
Nu hebben we hier de moeder van een nest uit 1903, die Soer heet. Het nest is
gefokt door de meneer van kennel Hollandia. Is dit een verschrijving en is het
de hond die we al als Loer kennen? Ik ga er voorzichtig van uit van wel, en heb
het zo genoteerd, wel met aantekening erbij dat het misschien toch om een andere
hond kan gaan.
Enzovoorts, enzovoorts. We zien dat er naast de mooie geautomatiseerde
computerprogramma's voor stambomen ook plek is voor een tekstdocument-versie.
Daar kun je immers gemakkelijk in aangeven welke informatie (nog) niet helemaal
zeker is.
Naast de documenten in mijn tekstverwerker, met uitgebreidere aantekeningen, is
er ook een webversie online, die is hier te vinden
www.hollanderhuis.nl/stamboek.htm
10 oktober Onlangs was een hondenschilderij van Piet
Mondriaan in het nieuws, dat dankzij een tip van mij wat preciezer gedateerd kon
worden. Ook dit weer door het lezen van oude tentoonstellingscatalogi. Op
deze pagina wat meer over de sint-bernard op het schilderij en haar voorouders:
www.hollanderhuis.nl/histisar.htm
14 oktober De hele middag geklust en er hangt weer het een en
ander. Nog steeds foto's uit 2023 maar het komt goed. Dat deze thuiskiekjes van
doezelende Jinte er tussen zaten (voorgrond), wist ik al niet eens meer.
Als ik de hele boel ooit aan een opvolger ga overdragen, horen daar natuurlijk
ook de mappen met negatieven bij. Daar staan dus ook alle privéfoto's op.....
die zitten zo hier en daar tussen de foto's voor het hondenarchief op hetzelfde
filmpje. Tja, niet ideaal. Maar om voor de huis-, tuin- en keukenplaatjes die ik
af en toe tussendoor maak, een apart fototoestel in gebruik te hebben, is ook zo
wat.
18 oktober Stamboomonderzoek, je blijft er mee bezig. Ook
van de week weer het een en ander aan gedaan. De tentoonstellingscatalogi, in de
bibliotheek bij de Raad van Beheer aanwezig, vormen nog steeds een mooie bron
van informatie.
We hadden al in het afstammingsregister een korthaarreu Sec. Zijn geboortedatum
had ik als 14-6-1906 staan, maar heb dat nu gecorrisgeerd naar 1905. Hij deed
namelijk op 8 juni 1906 al mee aan een tentoonstelling, en een week vóór je
geboorte al aan een show meedoen gaat een beetje moeilijk.
Sec's ouders hadden we ook al: Fusch x Spits. Nu doet er op dezelfde
tentoonstelling ook een reu Fuchs mee. Hij is bijna 2 jaar ouder dan Sec, en
beide honden wonen in Tilburg, waar ook de tentoonstelling gehouden wordt. Zou
híj misschien de vader van Sec kunnen zijn? Vandaag gespiekt in catalogi van
1907: ook daar doet Sec mee, zelfde registernummer dus zelfde hond, en ouders
zijn Fuchs x Spits. Dus die "Fusch" kan uit het register gewist, en dat wordt
Fuchs.
Daarmee zijn we er nog niet, want in ongeveer dezelfde tijd hebben we een tweede
reu Sec, met als ouders Spits x Tubs. Zet de woorden Fuchs en Tubs eens naast
elkaar...... als je Fuchs in een wat slordig handschrift schrijft, is het wel
voor te stellen dat de zetter op een drukkerij het als Tubs leest.
Klein bezwaar is dan nog wel, dat Tubs de moederhond zou zijn, niet de vader.
Misschien per ongeluk verwisseld? Even afwachten tot ik de inschrijving heb
gevonden (laat die catalogus er dan aub zijn in de collectie......) waar Sec met
ouders Spits x Tubs staat. Als hij hetzelfde registernummer heeft, is het toch
wel dezelfde hond en kan ik het register wat opschonen. Dan is de tweede Sec dus
een dubbele en kan eruit, en de reu Spits en de teef Tubs kunnen dan ook weg.
Nog even afwachten of dat zo blijkt te zijn. In elk geval fijn dat er anno
1906-1907 al een 'register van hondennamen' was, waar alle honden die op
tentoonstellingen meededen verplicht voor aangemeld moesten worden. Dat schept
duidelijkheid of het wel of niet dezelfde hond is.
Er zijn in die vroege tijd veel honden die Spits heten, zowel reuen als teven.
Ik ben er inmiddels toe overgegaan om achter de naam toe te voegen "vader /
moeder van nest op die en die datum". Dan blijft het nog onduidelijk in hoeverre
het om dezelfde hond kan gaan die meerdere nesten heeft gehad. Dat de nesten
door verschillende fokkers zijn geproduceerd, zegt ook niet alles, want honden
verwisselden nogal eens van eigenaar.
Nog iets over Spits x Tubs versus Fuchs x Spits: van oudsher is het gebruik om
eerst de reu en dan de teef op te geven. In onze moderne tijd zien we soms dat
mensen dat andersom doen. Vanuit een emancipatiegedachte wel te begrijpen, maar
het wordt er niet overzichtelijker op, zeker niet met namen waaraan je het
geslacht niet meteen kunt zien. Als je de ouders van je hond of je nest opgeeft:
eerst de vader, dan de moeder. Het aantal pups in een nest: eerst de reutjes,
dan de teefjes. In oudere bladen kom je vaak een aanduiding tegen als "nest
4-1", dat is een nest van 4 reuen en een teef.
En dan de langharen. De grote man in deze variëteit was de heer Drost te
Haarlem, met zijn kennel "van Haarlem". In 1906 vertrok hij naar Amerika, keerde
een tijdje later weer terug, en vertrok toen weer en nu voorgoed. Daarna waren
er geen fokkers die zich gericht op deze variëteit toelegden.
Dat er in 1906 in Tilburg een nieuwe langhaar van onbekende afstamming mee komt
doen, is dan ook een leuke verrassing. Heideveld, heet de hond. Dat zal vast
niet zijn roepnaam geweest zijn, maar als je je hond dan toch in het register
van hondennamen moet laten inschrijven, kun je er net zo goed iets moois van
maken, zal de eigenaar hebben gedacht.
Keurmeester Clarion ziet er echter geen Hollandse herder in. Hij denkt meer aan
een kruising van een bobtail of briard met iets ruwharigs. Vanuit onze tijd denk
ik dan: zou het een schapendoes zijn geweest? Dat was toen nog geen kynologisch
ras, de rasnaam bestond voor zover ik weet ook nog niet (die heeft Toepoel naar
ik meen bedacht), maar het type hond was er natuurlijk wel.
Moet die er dan wel of niet bij in ons register? Ik heb hem er wel in gezet,
aangezien hij al als "Hollandse herder" in het namenregister staat en op een
tentoonstelling ingeschreven is. Dan is hij tenminste vindbaar voor wie hem
nadien nog in een oude bron tegenkomt. Maar wel met de aantekening erbij dat de
keurmeester er geen Hollander in ziet.
Zou hij ook in de Hollander-databases van Dogsglobal en Zooeasy toegevoegd
moeten worden? Mmm... dat lijkt me eigenlijk niet zo nodig. Waarmee we weer zijn
bij wat ik al eerder schreef: dat er naast die twee geavanceerde databases ook
voor een 'platte tekst' versie plek onder de zon is.
11 november Nog wat "kynologie uit de oude doos",
gedestilleerd uit mijn aantekeningen. Niet alleen wat de Hollandse herder
betreft leveren oude tentoonstellingscatalogi heel wat op, ook over andere
rassen kunnen we wat wijzer worden.
Zo is het aardig om te zien dat diverse rassen al (veel) eerder in ons land
aanwezig waren, dan de officiële geschiedschrijving vermeldt.
De bearded collie, bijvoorbeeld. Daarvan begint de Nederlandse geschiedenis met
een tweetal Engelse importen uit de jaren '50, een reu en een teef die samen een
nest hebben gehad. Dit zouden de eerste honden in Nederland zijn geweest. Maar
een halve eeuw eerder, in 1904 om precies te zijn, was er al een "Highland of
bearded collie" genaamd Buff, geboren in 1902, ingeschreven op een
tentoonstelling. Over haar eigenaar kan ik op internet vinden dat hij dominee
was, in de bollenstreek woonde en een boek over narcissen heeft geschreven.
Samojeden zouden volgens de geschiedschrijving in 1924 hier zijn gekomen, toen
mej. Dickhoff uit Hilversum een stel uit Engeland importeerde. Maar in 1907 was
er al een reu die op tentoonstellingen meedeed, apart genoeg ook van iemand uit
Hilversum.
Volgens het jubileumboek van de Welsh springer spanielclub begon het in
Nederland met een teef geboren in 1908, die in het NHSB van 1911 als import
staat ingeschreven. April 1906 doet er echter al een teef op een show mee, die
in 1904 geboren is. Haar eigenaar fokte er in 1907 een nest mee, met een van
zijn cockerspaniels als vader. Opmerkelijk is dat die reu eerst als cocker, en
later als springer spaniel op tentoonstellingen werd ingeschreven!
Op diezelfde tentoonstelling in 1906 was ook een Ierse wolfshond aanwezig,
eigendom van een Amsterdamse theaterdirecteur. Tien jaar later zou het echtpaar
Toepoel honden importeren die doorgaans als de eerste worden aangemerkt.
Dit zijn honden die wel in het 'register van hondennamen' waren opgenomen, maar
niet in het NHSB. Wie alleen daarin kijkt, mist dus het een en ander.
Ik vraag me af waar dat hele register is gebleven. Destijds werd het het
register van Cynophilia genoemd. In latere publicaties heeft men het over het
register van de Raad van Beheer. In 1907 is nummer 10.000 al gepasseerd en de
hoogste registernummers die ik zo kan vinden, uit de jaren '60-'70, zijn in de
35.000. Het moet dus een omvangrijke boekhouding zijn geweest. Ik geloof niet
dat ik in de boekenkamer van de Raad iets heb gezien dat het kan zijn; zal er
eens naar vragen een volgende keer.
Augustus 1904 wordt een lijstje gepubliceerd van de dan bestaande kynologische
verenigingen met het aantal leden. De twee grote zijn landelijke
algemeen-kynologische verenigingen. Nimrod (in eerste instantie voor jagers
opgericht, organiseerde ook hondententoonstellingen) met 283 leden. Het iets
later opgerichte Cynophilia is de grootste met 385 leden.
Van de 5 lokale verenigingen (Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Venlo en Twente)
varieert het ledental van 35 tot 70. Rasverenigingen werden toen "speciaalclubs"
genoemd en daarvan zijn er 10. De NHC had toen 87 leden en 10 donateurs, en was
daarmee de grootste speciaalclub van Nederland!
Een van de andere rassen met een speciaalclub was de sloughi, destijds slougui
geschreven. Het ras is nu een zeldzaamheid in Nederland; op Dutch Dog Data is te
vinden dat er in 2020 een nest is geboren, en in de jaren daarvoor en daarna af
en toe een hond uit Duitsland is geïmporteerd.
Maar zo rond 1900-1905 was er een niet heel grote, maar toch bloeiende kring van
liefhebbers met regelmatig een nest. Ik neem aan dat het uiteindelijk is
doodgelopen toen de mogelijke combinaties van die honden onderling uitgeput
waren. De stamouders waren van August Le Gras, die ze had meegenomen uit
Noord-Afrika waar hij voor zijn werk als kunstschilder gewoond en gereisd had.
Honden uit het buitenland importeren was op zich niet bijzonder, met Engeland en
Duitsland was levendig contact op kynologisch gebied. Maar honden uit Tunesië of
Algerije halen was natuurlijk wat anders. Hoe kwam je in contact met bedouïnen
die je een hond wilden verkopen? Door erheen te gaan, en daar ter plekke mensen
te leren kennen. Het is te begrijpen dat niemand speciaal om aan een nieuwe
sloughi te komen zoiets ging ondernemen. In de digitale krantenbank kon ik
vermeldingen vinden van de slougui-club tot 1915, het jaar waarin Le Gras
overleed.
En dan nog wat over de Hollandse herder. Seegers vindt het in zijn boek
"Hondenrassen in Nederland" (1912) jammer dat enthousiaste mensen van het eerste
uur inmiddels weer zijn afgehaakt. Soms kon dat niet anders, bijvoorbeeld in het
geval van fokker/keurmeester Drost die naar de USA geëmigreerd is. Maar er zijn
ook mensen geweest waarvan je kunt begrijpen dat ze gestopt zijn, en het is
jammer dat het zo gelopen is.
Piet Wap is daar een van. Hij had kennel "van 't Gooi", deed regelmatig aan
tentoonstellingen mee en fokte diverse nesten. Een foto van zijn teef Truus van
't Gooi is veel gebruikt als publiciteitsfoto voor het ras.
Op de tentoonstellingen was aanvankelijk graaf van Bylandt de vaste keurmeester
voor het ras. In 1900 besloot men in de NHC het liefst de heer Havelaar, uit
eigen gelederen, als keurmeester te zien. Dat was geen probleem, tot de zomer
van 1901, toen er in Maastricht voor het eerst een tentoonstelling gehouden
werd. Van Bylandt zou daar toch al diverse rassen keuren, en de organisatie
besloot om hem deze keer dan ook weer de Hollandse herders te laten doen. Dat
zal wel praktischer en goedkoper zijn geweest dan er iemand speciaal voor uit
Rotterdam te laten komen.
Havelaar voelde zich gepasseerd en was woest. Hij vond daarvoor bijval in de
NHC. Het kwam zelfs zo ver, dat de NHC een schrijven rondstuurde waarin tot
boycot van deze tentoonstelling werd opgeroepen.
Daar was Wap het helemaal niet mee eens. We kennen zijn gedachten niet precies,
maar Van Bylandt was een grote meneer in de kynologie en het idee dat je die
vanuit je verontwaardiging ging boycotten, ging veel te ver. Wap en v. Bylandt
zaten ook samen in organisatiecomités voor tentoonstellingen. Dus wat deed Wap:
bedankte als lid van de NHC, schreef zijn Hollandse herders voor Maastricht in,
zette ze daar meteen te koop, en ging verder met zijn andere twee rassen (Duitse
dog en smoushond). De NHC had blijkbaar voor hem afgedaan.
Een andere fokker die al voor 1900 actief was, was G. Jochmann uit Utrecht. Hij
deed met honden van uiteenlopende rassen mee aan shows, maar zijn basisras was
toch wel de Hollandse herder. De tophond in zijn kennel "Wilhelmina's" was
kampioen Diana, geboren eind 1900. Ze was moeder van meerdere nesten en won
overal waar ze aan shows meedeed de 1e prijs.
Er wordt wel beweerd dat er te weinig eenheid in het keuren was, dat de
uitslagen wisselend waren wat voor verwarring zorgde, maar dat viel dan toch
eigenlijk wel mee. Met al die eerste prijzen gaven de keurmeesters in elk geval
aan, dat deze hond het gewenste type liet zien.
Jochmann was dus een aantal jaren aardig succesvol, hij was ook een produktief
fokker, en zover ik uit de catalogi kan opmaken stimuleerde hij zijn pupkopers
ook om aan shows mee te doen.
Tot 1907. Toen had men in de NHC besloten de rasstandaard te wijzigen, waardoor
honden met flinke witte aftekeningen (en daar waren er meerdere van) niet meer
konden winnen. Diana, ben ik inmiddels achter, had een witte borst en witte
sokken.....
Wat precies de motivatie achter deze raspuntenwijziging was? Wie zal het
zeggen.....
In elk geval had Diana in dat jaar een andere baas, en zo te zien (moet nog
verder lezen om het zeker te weten) kwam Jochmann alleen nog met zijn schipperke
op shows. Zonde!
22 november Vandaag weer wat verder gelezen in oude
catalogi. Augustus 1907, tentoonstelling Den Haag. Bij de Hollandse herders deed
een korthaarteef mee waar geen precieze geboortedatum bij stond, alleen het
jaar: 1893. Eh.... wàt.... dan is ze 14 jaar, klopt dat wel? Met even zoeken had
ik de keurverslagen van die dag gevonden. Het jaar klopt wel, ze wordt
omschreven als een stokoude hond met verblauwde ogen. "Ik heb altijd geleerd dat
je ouderdom moet eren", schreef de keurmeester, "dus ik geef haar een Eervolle
Vermelding."
Er hebben wel vaker bejaarde honden meegedaan op shows, maar als debuut (ze
stond in de Beginnersklasse, voor honden die nog nooit een prijs hebben behaald)
denk ik dat we met "Olive" wel onze recordhoudster hebben gevonden. Haar
eigenares had ook een deerhound reu van 2 jaar ingeschreven, ik neem aan dat het
showen in eerste instantie om hem ging en dat de herder voor de gezelligheid ook
mee mocht.
Iets over de kwalificaties van die tijd. Het ons bekende Uitmuntend, Zeer Goed,
etc. was er nog niet.
De beste honden kregen achtereenvolgens 1e prijs, 2e prijs, 3e prijs en Reserve.
Als er 4 prijzen waren uitgeloofd was nr. 5 Reserve, dit was het predikaat voor
de eerste hond die ná de uitgeloofde prijzen kwam. Was de kwaliteit van de
honden niet al te hoog, dan kon de 1e en eventueel ook de 2e prijs worden
ingehouden. Het kwam regelmatig voor dat een hond alleenstaand de 2e of 3e prijs
kreeg, of dat 3 honden achtereenvolgens 2e, 3e en reserve kregen.
Van deze prijzen en de reserve kon er maar één per klasse worden toegekend.
Daarna kwamen, in aflopende volgorde: Zeer Eervolle Vermelding, Eervolle
Vermelding en Vermelding. Hiervan konden er wel meerdere per klasse zijn.
En daar weer onder kwamen de honden die helemaal niets kregen. Keurmeesters
konden best streng zijn in die tijd, een hond die naar inzien van de keurmeester
een te storende fout had als bijv. slappe oren kreeg niets. "Kon ongelauwerd de
ring verlaten", staat er dan. Olive is er waarschijnlijk nog genadiglijk
afgekomen, maar eerbied voor grijze haren hoort er ook bij.
24 december De laatste bezoeken van dit jaar aan de
kynologische bibliotheek zitten er weer op. Ook bij de Raad was men al in
kerststemming: de bronzen honden in de gang droegen allebei een glittermuts en
strik, en in de boekenkamer lag de voorraad kerstpakketten opgestapeld. Gelukkig
niet voor de kast waar ik in moest zijn, dus ik kon gewoon verder met lezen.
Ook deze keer kon ik weer nieuwe Hollandse herders in het afstammingsregister
invoeren. Het is mooi als je stukje bij beetje een hele familiestamboom ziet
ontstaan. Zo had ik al eerder een korthaarnest gevonden uit 1902, met als ouders
Spits en Spitske. Nu kwam aan het licht dat diezelfde Spitske (neem ik aan, ze
is van dezelfde eigenaar) in 1906 nog een nest heeft gehad, met de bekende
ruwhaar Jules als vader. Daaruit doen in 1907 twee jonge honden mee aan de show
in Den Haag: de teef als korthaar en de reu als ruwhaar! Dat is wel makkelijk
als je honden pas op latere leeftijd voor registratie hoeft in te schrijven: je
kijkt hoeveel haar er op zit en aan de hand daarvan geef je de variëteit op.
Vader Jules was een veel winnende ruwhaar die voor beide variëteiten is ingezet.
De teef Nadia kon op de korthaarpagina's dus aansluiten bij de al bekende
familie. Haar ruwharige broer Stabeij bleek al in het register te staan. Voor
hem is nl. later, als enige uit het nest, een NHSB-nummer aangevraagd. De in het
stamboek erbij vermelde voorouders waren in het register al als ruwhaar
ingevoerd; ik heb die daar nu uitgehaald en bij Stabeij vermeld dat zijn moeder
kortharig is, en haar voorouders onder korthaar zijn te vinden. Aan de hand van
de stamboekgegevens van Stabeij kon ik toen weer wat korthaar-puzzelstukjes
verder leggen.
De langharige variëteit, van het begin af in de raspunten vermeld, had in die
begintijd maar één fokker die zich hier speciaal op toelegde. Dat was meneer
Drost uit Haarlem, met kennel "van Haarlem". Hij fokte zowel lang- als
kortharen. In 1906 is hij naar de USA verhuisd, daarna nog korte tijd
teruggeweest en toen definitief vertrokken. Een opvolger als reguliere
langhaarfokker was er niet. Wel blijkt nu, dat in mei 1907 iemand nog een nest
heeft gefokt met de langhaarteef Kwik van Haarlem. De vader, ook uit kennel van
Haarlem afkomstig, is kortharig; ik heb het nest dus bij de kortharen ingevoerd,
met een aantekening dat de moeder langharig is. De pups moeten allemaal drager
van lang haar zijn geweest. Waardevolle honden als je het lange haar in de
komende generaties in je ras wilt behouden, maar daar werd toen blijkbaar niet
zo over nagedacht. De fokker zelf had er in elk geval geen grootse plannen mee;
zowel moeder Kwik als de vier pups Bram, Troef, Mannetje en Dame staan voor een
zacht prijsje te koop.
Niet alleen bij de Hollandse herders zijn de haarvariëteiten te combineren.
Naast de ruwharige Duitse pinschers, dat is wat we nu schnauzer noemen, doen in
Den Haag ook drie gladharige Duitse pinschers mee. Ze zijn grijs of peper en
zout van kleur, en stammen af van honden uit de kennels 'Weiss' en 'Manchester'
die we van de ruwharen kennen. Blijkbaar zaten er in ruwhaarnesten ook wat
spaarzamer behaarde exemplaren, die dan als gladhaar mee konden doen. Kwam
destijds vaker voor.
Bij de foxterriers doet een bijzonder familiegroepje mee: moeder en twee
kinderen gladharig, de andere drie kinderen ruwharig. Vader zal dan ook wel een
ruwhaar zijn geweest. Bij dit ras was zo'n combinest toen ook al een
uitzondering.
En dan nog een andere vorm van combinatie. We kennen vandaag de dag het
jachthondenras Griffon Korthals. Genoemd naar de schepper Eduard Korthals, die
leefde van 1851 tot 1896. Hij liet bij zijn dood een stam honden achter die voor
'ras' kon doorgaan, en op negentiende-eeuwse tentoonstellingen is er dan ook een
aparte categorie voor (Korthals-) griffons. Maar vanaf 1900 slaat bij de
jachthondenmensen blijkbaar de twijfel toe, of het wel de moeite waard is om
deze honden als apart ras te beschouwen. Ik heb mijn aantekeningen nog eens
doorgelopen en vanaf 1900 zien we dat er óf aparte categorieën zijn voor
stekelharige Duitse staande honden en Griffons, óf dat ze tezamen worden gekeurd
onder de noemer Ruigharige staande honden. Het wisselt zo'n beetje per jaar of
per half jaar. Het lijkt me toch bijzonder als het iedere keer een verrassing is
onder welke rasnaam je hond deze keer kan meedoen. Anno 1907 schijnt men nu
definitief besloten te hebben dat het "ruigharige staande honden" blijft.
Wanneer de Griffons zich dan toch uiteindelijk weer gaan afsplitsen weet ik nog
niet. Wie wel eens moeite heeft om het verschil tussen een griffon en een Duitse
draadhaar te zien, bevindt zich in elk geval in goed gezelschap :-)
Twee weken later is er alweer een tentoonstelling, deze keer in een park in
Baarn. Voor zover ik weet de enige keer dat in die plaats een tentoonstelling
gehouden is. Het was op koninginnedag, dat viel toen op 31 augustus, en het leek
een aantal kynologen wel aardig om ter verhoging van de feestvreugde ook een
hondententoonstelling te houden. Het werd dus niet door een vereniging
georganiseerd, dat kwam in die tijd wel vaker voor als het om shows "in de
provincie" ging.
Bij de opsomming van te winnen prijzen staat een geldprijsje van f 2,50 voor de
beste bullterrier reu. Dat was beschikbaar gesteld door W.F. Donath - de latere
voedingsdeskundige, bij ons vooral bekend door zijn boek "Wat moet mijn hond
eten". Hij was toen een jongen van 18 jaar. Later had hij met zijn vrouw een
bekende greyhoundkennel, maar zo ver was het hier nog niet.
In die tijd waren er nog maar twee Nederlandse rassen die als erkend ras op
tentoonstellingen kwamen: de Hollandse herder en de Hollandse smoushond. Ook
voor de smoushond was er een eigen vereniging, en op iedere tentoonstelling
waren er wel een paar, al bleef het meestal bij een bescheiden aantal. In Baarn
woonden enkele fokkers en liefhebbers, en die hadden nu eens een thuiswedstrijd.
Daar maakten ze dankbaar gebruik van: maar liefst 24 smouzen waren onder
keurmeester Seegers ingeschreven, een record waar in de kynologische pers
speciaal melding van werd gemaakt. En daarmee was het nog niet uit: in de
nestklasse, voor pups tot 6 maanden, waren vier nesten aangemeld met bij elkaar
16 pups. Totaal 40 smoushonden aanwezig op deze tentoonstelling! Je vraagt je af
hoe het dan toch kan dat er nadien zo de klad in gekomen is. In een persbericht
uit 1925 wordt melding gemaakt van de oprichting van een nieuwe smoushondenclub;
de oude was blijkbaar in de tussentijd ter ziele gegaan. Het ras is nadien
geheel verdwenen en vanaf ca. 1975 uit diverse bastaardhondjes weer teruggefokt.
Verder bladerend komen we in de catalogus van die dag bij de ruwharige Duitse
dwergpinschers. Dwergschnauzers, zeggen we tegenwoordig. Daar komen we een
bijzondere vondst tegen: het teefje Jenny, uit Bram van Baarn x Aafke. Hoezo
bijzonder? Nou, de beide ouders zijn... smoushonden. Bram van Baarn was een
bekende dekreu. Bij de smoushondkeuringen van die dag deed moeder Aafke mee, en
enkele honden uit haar andere nesten, en ook andere kinderen van Bram.
Uit eerdere keurverslagen viel te lezen dat Bram wel eens kinderen vererfde die
te grijs van kleur waren, in plaats van het gewenste strogeel. Ik vermoed dat
dat ook voor Jenny opging, en dat ze daarom als ruwharige pinscher geregistreerd
is. Ze kreeg een Eervolle Vermelding, dat is geen hoge kwalificatie maar ze kon
dus wel als pinscher meedoen.
Als ras dat aan de wieg van de smoushond heeft gestaan, wordt in de
geschiedschrijving de ruwharige Duitse pinscher genoemd, en wel speciaal de gele
exemplaren, die in Duitsland minder in trek waren dan de grijze. (Zie ook pagina
www.hollanderhuis.nl/hist001.htm .)
En hier is dan bewijs dat ook het omgekeerde gebeurde: een smoushond van
vermoedelijk een minder gewenste kleur, die bij de ruwharige pinschers
ondergeschoven wordt.
Voor een passend plaatje bij dit verhaal hoefde ik niet ver te zoeken. Bram van
Baarn, in Jan van Rheenen's rassengids "Wat is dat voor een hond" afgebeeld als
voorbeeld van een smoushond. De vachtkleur lijkt wat met grijs doorschoten te
zijn, jammer van de schaduwval. De oren werden destijds gecoupeerd.
De tweede foto toont de hele pagina uit het boek, met bovenaan een foto van twee
dwergschnauzers. De ruwharige pinschers van zestig jaar eerder hadden nog niet
zulke grote baarden.
Dit is de laatste aflevering van 'kynologie uit de oude doos' van dit jaar. In
2025 gaan we weer vrolijk verder. Fijne feestdagen allemaal!